1014
Het lid Snoeijs vraagt nog, wanneer dit alles kan worden gerealiseerd
De Voorzitter antwoordt dat dit in hoofdzaak afhankelijk is van de ar
beidsmarkt. Is n.l. een D.A.C.W.-object en staat als zodanig op de lijst van
werken.
Waar voorlopig geen andere vragen rijzen, dankt spreker Ir.Determan voor
zijn komst naar Zevenbergen en voor de gegeven toelichting. Spreker hoopt, dat
spoedig met de uitvoering mag worden begonnen en dat Zevenbergen tegelijk met
Breda op het Hollandsch Diep/funnen lozen.
4. Notulen van de vergaderingen van 22 december
1959 en van 8 januari 1960.
Met betrekking tot de notulen dd. 8 januari 1960 en daarvan punt 3, zegt
de Voorzitter dat het hem gewenst voorkomt, melding te maken van het feit, dat
de Raad bedoelde 50,per ambtenaar heeft geaccepteerd. Dit ontbreekt aan
deze notulen.
Het lid de Koning vraagt, of uitbetaling nog kon plaatsvinden, gezien de
latere berichten.
De Voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend.
Het lid de Koning meent, dat een en ander niet geheel juist is.
De Voorzitter zegt toe, hierop straks nog te zullen terugkomen en dit na
der te zullen toelichten.
Overige bemerkingen met betrekking tot de beide notulen worden niet ge
maakt.
5» Ingekomen stukken en mededelingen.
Met betrekking tot de stukken veimeld onder A en B wordt zonder hoofdelij
ke stemming besloten conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
C. (kwestie v.d.Heijden/Meeuwissen/Dekkers).
De Voorzitter deelt nog mede, dat ondanks de telefonische gesprekken en
gevoerde correspondentie, nog geen nader contact met Meeuwissen heeft plaats
kunnen vinden. Op bedoelde brief werd nog niets vernomen.
Het lid Snoeijs vindt het vreemd dat sinds de laatste bespreking in de
Raad (8 januari 1960nog zo weinig aan deze zaak is gedaan. Spreker ver
moedt dat deze oplossing op de lange baan zal worden geschoven. Tevens heeft
hij vernomen, dat de Voorzitter tegenover Dekkers zou hebben gezegd, dat het
college van Gedeputeerde Staten deze uitgaaf zeker niet goed zal keuren. Hij
komt derhalve tot de conclusie, dat in deze kwestie wordt getraineerd. Het
spijt spreker dit te moeten opmerken.
De Voorzitter licht deze zaak nader toe.
Spreker ziet in het geheel geen reden deze kwestie te traineren. De Raad
heeft steeds gevraagd op de hoogte te worden gehouden. Dit gebeurt ook thans.
Spreker verwijst naar het uitvoerig rapport dd. 14 januari 1960, uitgebracht
aan Burgemeester en Wethouders. De Secretarie is voortdurend hieraan bezig
geweest, getuige de brieven welke zijn uitgegaan.
Het lid Snoeijs vraagt naar de bedoeling van de brieven genoemd onder
4 en 5. Is dit om de zaak te torpederen
De Voorzitter ontkent dit ten zeerste. Een en ander vloeit voort uit de 1
overeenkomst tussen de heer Dekkers en de gemeente. Dit dient tevens een ba
sis te zijn voor Gedeputeerde Staten voor de goedkeuring.
Voorts wijst spreker op de moeilijkheden en problemen, gelegen in het
onteigeningsrecht. Ook dit is weergegeven in het voorstel. Van alle kanten
moet dit worden bezien, voor zover een en ander tevoren bezien kan worden.
Spreker geeft aan de gedane suggestie (raadsvergadering 8 januari I960)
volledig zijn zegen. Pogingen om dit te torpederen worden zijnerzijds zeker
niet genomen. Deze bevoegdheid heeft spreker niet. De wet opent in vooikomen-
de gevallen- andere mogelijkheden. Overigens mag spreker zeker zijn eigen me-