945
van de Katholieke Arbeiders Beweging, -toen hij de vraag stelde-, niet alles
heeft geweten0 Als deze de houding van de n.v. van Opstal nog goedkeurt, dan
diende hij zich als Katholiek Arbeiders-lid te schamen.
De Voorzitter wijst op de gedane afspraken en zegt dat het besluit van de
Raad moet worden geëerbiedigd.
Wethouder Eland zegt, dat de Raad niet alszodanig besloten heeft.
De Voorzitter verwijst in dit verband op de 55e begrotingswijziging van
het jaar 1950.
Het lid Beljaars zegt, kort te kunnen zijn. Uit de woorden van Wethouder
Eland heeft spreker kunnen concluderen, dat de onderhavige woning aan de n.v.
van Opstal is toegezegd. In het particuliere leven moet men zich aan gedane af
spraken houden. Dit geldt eveneens voor de gemeente. Reeds meermalen zijn more
le verplichtingen ter sprake gebracht. Spreker denkt aan de kwestie van het
voetbalterrein te Zevenbergschen Hoek. Ook daar gezegd, dat de gemeente deze
gehonoreerd wenst te zien.
Voorts heeft spreker niet het woord gevo'erd als lid van de Katholieke Ar
beiders Beweging, doch als raadslid der gemeente Zevenbergen. Als zodanig
staat hij het algemeen belang voor.
Ook in andere gemeenten gaat de industrie, in woningtoewijzing, voor en
dit ten koste van vele anderen. Het meerderheidsbesluit van Burgemeester en
Wethouders kan hij geenszins steunen.
Het lid de Koning meent, dat deze overigens onbelangrijke kwestie enigs
zins in een belangrijke sfeer wordt getrokken. Is er ook aangedacht, dat wel
licht verder procederen niet nodig zal zijn. Publiekrecht praevaleert toch bo
ven het civielrecht. In dit opzicht is de werking van de Woonruimtewet belang
rijk.
Overigens meent spreker dat geen huurovereenkomst ter zake van woningen
met een rechtspersoon mochten worden gesloten.
De Voorzitter toont, aan de hand van stukken in het dossier, aan, dat dit
zéker wel geoorloofd is.
Het lid de Koning wijst op de bepalingen in de Woonruimtewet.
Volgens de Voorzitter is het college van Gedeputeerde Staten de mening
toegedaan, dat via de burgerlijke rechter de meest objectieve uitspraak wordt
verkregen. In deze gedachtengang, heeft, aldus het lid de Koning, toepassing
van de Woonruimtewet door Burgemeester en Wethouders weinig zin. Spreker wijst
op het algemeen belang. Z.i. beoordeelt de burgerlijke rechter alleen of er
een overeenkomst is.
De Voorzitter zegt, het in zoverre met het lid de Koning eens te zijn,
dat de rechter niet op de stoel van het college van Burgemeester en Wethouders
mag plaats nemen.
Het lid. Grootenboer vraagt zich af, of een rechterlijke uitspraak verkre-
I gen moet worden. Kan deze affaire niet anders gespeeld worden.
Het lid de Koning zegt, dat, waar de bijdrage van de industrie van jaar
tot jaar wordt verleend, de gemeente z.i. de huurovereenkomst kan opzeggen.
Voor hoelang werd de overeenkomst aangegaan
De Voorzitter zegt, dat dit niet in het geding is. Voorts is het z.i. zo,
dat de afkoopmogelijkheid ieder jaar kan worden bezien. Ware dit anders ge
weest, dan zou de gemeente niet op de verhuring op bedoelde wijze in 1951 zijn
ingegaan. Het risico, -dat elk jaar zou kunnen worden opgezegd,-was dan te
groot geweest. Z.i. heeft het lid Grootenboer het in de commissie-vergadering-
Woonruimtewet juist gesteld, toen deze zei: "afspraak is afspraak". Ieder inge
zetene moet eerlijk en royaal worden behandeld.
Het lid Grootenboer zegt, dat hij het zo heeft gezien, dat nu het college
van Gedeputeerde Staten moet beslissen. Laat dit nu, aldus spreker, volledig
over aan Gedeputeerde Staten.