941
onder woorden te brengen. Hij wil voorop stellen, dat de bedoelde woningen
voor het hoger personeel der gemeente zijn gebouwd. Het is hem békend, dat de
Voorzitter van het college aan enkele industrieën een brief heeft geschreven
aangaande het gebruik van deze woningen. Dit was geen brief, uitgaande van
Burgemeester en Wethouders. Hierop is antwoord gekomen. De Raad heeft echter
kort daarop besloten, in elk geval twee woningen voor het gemeentepersoneel te
reserveren. Spreker betwijfelt het, dat deze woningen niet zouden zijn gebouwd,
indien de industrieën voor deze woningen geen belangstelling hadden gehad. In
dit opzicht is de brief van Gedeputeerde Staten belangrijk, waarin wordt goed
gevonden dat een deel van de huur voor rekening der gemeente wordt genomen.
Het bezwaar van een vrij hoge huur kwam toen te vervallen. Intussen was het
gesprek met de industrieën gaande. Gesproken werd nog van afkoop der bijdrage.
De n.v. van Opstal is hierop niet ingegaan. De bijdrage zou per jaar worden
voldaan. Hieruit blijkt, aldus spreker, dat niet ten eeuwigen dage werd ver
huurd. Het is z.i. gewenst, deze aangelegenheid nuchter te bezien,, Nu deze wo
ning vrijkomt, moet deze vrijblijven voor het gemeentepersoneel, als dienstwo
ning, conform de oorspronkelijke opzet.
Zo zou indertijd ook zijn opgetreden tegenover de Verenigde Coöperatieve
Suikerfabrieken. Deze woning kwam echter niet vrij. De bedrijfsingenieur bleef
de woning bezet houden. Spreker wijst op de intentie van de Woonruimtewet. Een
verhuring, als door de Voorzitter bedoeld, hadden Burgemeester en Wethouders
niet mogen doen. Ook de Voorzitter heeft zo even gezegd, dat het geen stijl is
een later college in dit opzicht te binden. De brief van de Burgemeester heeft
wel degelijk een later college aan de inhoud daarvan gebonden. Dit komt hem in
strijd voor met de bepalingen van de Woonruimtewet. Deze wet is er toch geko
men ter bevordering van een billijke verdeling der woonruimte.
Wat is in casu het geval
Een zoon van van Opstal wenst te gaan trouwen. Een andere zoon heeft een
woning gekocht. Eerstbedoelde werd door de n.v. aangewezen, de vrijkomende wo
ning van laatstbedoelde te betrekken. Moet nu het college van Burgemeester en
Wethouders aan een zoon, die nog in het huwelijk moet treden, een huisvestings
vergunning afgeven Bedoelde zoon staat niet in het register van woningzoeken
den ingeschreven. Spreker wijst op de vele aanvragen om woonruimte. Meer dan
50 aanvragen. Hier zijn aanvragen bij, waar de beide huwelijkscandidaten te
zamen meer dan 75 jaren tellen. Sommigen staan reeds 4 jaar ingeschreven.
Voorts wonen nog ongeveer 40 gezinnen bij anderen in. Ook denkt spreker aan
hen, die in krotwoningen gehuisvest zijn. Het aantal krotwoningen bedraagt ze
ker 60. En dan, zo vervolgt spreker, vraagt een grote n.v. een woning, -gebouwd
voor gemeentepersoneel-, voor de huisvesting van een adjunct-directeur die nog
niet gehuwd is. Deze gang van zaken is totaal onjuist en de vraag komt op,
waar genoemde n.v. de moed vandaan haalt, om de gemeente op dusdanige wijze in
moeilijkheden te brengen. Het is teveel gevraagd, ja, ontoelaatbaar; gedachten
als deze mogen bij iemand met enig sociaal gevoel niet opkomen. Hier moet voor
bedoelde zoon door de n.v. zelf gebouwd worden. Idem voor het leidinggevend
personeel van de n.v. Zelfs aan arbeiders die geen cent bezitten geven wij in
overweging, zelf te gaan bouwen. Dit is voor hem en zijn collega het motief
geweest, hier geen huisvestingsvergunning voor bedoeld pand af te geven. Spre
ker wil het voorlopig hierbij laten,.
De Voorzitter zegt, van Wethouder Eland te kunnen begrijpen waarom hij
tegen afgifte van de huisvestingsvergunning is. Sociaal bezien, ligt dit geval
Wethouder Eland zwaar. Straffe woorden werden gebezigd, woorden welke z.i. een
nekslag voor de gemeente kunnen betekenen. Spréker wijst op de welvaart door
deze industrie te Zevenbergen gebracht.
Oud-Wethouder Ooijen zou kunnen getuigen, dat de brief door hem geschre
ven, de instemming had van het toenmalig college. Uitdrukkelijk werd hem vol
macht gegeven, op bedoelde wijze de bouw van deze woningen veilig te stellen.
In de eerstvolgende vergadering van Burgemeester en Wethouders werd deze brief