3 10, Thans geven wij een overzicht van onze bezwaren tegen overplaatsing a. Nimmer is vóór 1953 officieel over overplaatsing gerept. Wel heeft het personeel dikwijls op overplaatsing aangedrongen. Het personeelssentiment loopt door alle stukken als een dikke rode draad. Wat moet er terecht ko men van de kleine gemeenten en de door deze opgerichte gemeenschappelijke organen, als het personeel alleen maar in de steden wenst te wonen. Het is wellicht een teken des tijds. Praktijk was en is, dat vele ambte naren, jonge zowel als oude voorkeur geven aan het wonen in kleine gemeen ten, Het werk is aantrekkelijk en het wonen is, door goede verbindingen geriefelijker geworden. De Waterleiding-Maatschappij schrijft, dat het moeilijk is om personeel aan te trekken. Dit heeft deze maatschappij gemeen met de kleine gemeente en elke stad. Het personeelstekort speelde overal. Doch dit is van korte duur. Vóór 1940 gaf dit geen enkele moeilijkheid en de tijd zal niet ver meer zijn, dat personeel gemakkelijker aan te trekken is. Moet dan, om deze wat abnormale periode en alleen ten behoeve van het personeel, een zo belangrijk bedrijf uit een gemeente weggezogen worden. Het platteland en de kleine gemeenten hebben de plicht dergelijke tenden- zen gezamenlijk tegen te gaan. Wij verklaren een dergelijke mentaliteit onder ons ambtenarenkorps, ge lukkig, nimmer geconstateerd te hebben. Wij stellen uitdrukkelijk, dat het personeel der Waterleiding-Maatschap pij bij de aanstelling wist, welke consequenties aan de benoeming ver bonden waren. b. De Waterleiding-Maatschappij is een orgaan vaji en ^2211 de k3-eine gemeenten, is door deze kleine gemeenten opgericht om gezamenlijk in een behoefte te voorzien. c. Begonnen is in het westen van Brabant; thans is ook het land van Altena aangesloten. d. Verplaatsing behoeft geenszins te geschieden, omdat de maatschappij een uitstekende gedecentraliseerde dienst heeft en deze nog verder uitbouwt; het argument, dat Oudenbosch excentrisch ligt en Breda niet, houdt reeds hierom geen steek, e. De kleine gemeenten moeten elkaar helpen in de uitbouw van het platteland. f. Vele gemeenten ijveren toch voor industrie of recreatie voor regionale scholen voor regionaal gas, enz. Dit alles zou ook in en door een stad kunnen gebeuren. Waarom ijveren dan toch kleinere gemeent sivoor eigen ontwikkeling. Het platteland groeit mee in de totale ontwikkeling, g. Wat doet het platteland al niet om het de bewoners en inkomenden gene e- lijk te maken? 1. Het lak van Altena. heeft een pracht ruilverkavelingsplan aangenomen. Toch niet voor de lol millioenen geïnvesteerd L Gemeenschapshuizen, scholen, kruisgebouwen verrijzen. Men wil hierdoor ontvolking tegengaan. Men wil eigen bevolking uit het isolement halen en tevens door. verbetering van het woonklimaat een gezonde uitgroei mogelijk maken»

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1959 | | pagina 17