G
O
Heren leden van de raad van Zevenbergen,
De gemeentesecretaris, mr.Rijnders, is ons op 14 december il.
door de dood ontvallen.
Hoe men ook voorbereid moge zijn op een scheiding van het
aardse leven, de dood komt toch altijd onverwacht.
Zolang er leven is, is er hoop.
Deze hoop is des te groter als, menselijkerwijs gesproken,
verwacht mag worden, mede door de kennis van de medische weten
schap, dat een mens in de bloei van zijn leven, nog vele jaren
voor de boeg heeft.
34 jaar toch, is naar hedendaagse medische inzichten en
statistische berekeningen, een tè jeugdige leeftijd om van het
leven te moeten scheiden.
Doch hierover heeft de mens noch de wereld te beschikken of
te beslissen.
Als wij, ons gedragen wetend door onze christelijke over
tuiging, kracht putten uit die overtuiging, dan aanvaarden wij
Gods' wijze raadsbesluiten.
Wij weten toch, dat ons doel en ons streven op aarde gericht
moet zijn en blijven op God, want in Hem vinden wij onze eindbe
stemming.
En de mens, die zich dit bewust is en hiernaar zijn leven
weet in te richten zal, wederom naar menselijk denken, het hier
namaals gelukkig ingaan.
Mr. Rijnders was een mens, die aan deze voorwaarden voldeed.
Hij was een trouw en aanhankelijk lid van de r.-k. kerk.
Hij was begaafd, nam het leven niet zoals het op hem afkwam,
maar gaf er eigen leiding aan en hierbij hield hij rekening met de
goddelijke en menselijke normen.
Zijn opvoeding, zijn opleiding, zijn geboortestreek, het
gebied waar hij gevormd werd en zichzelf vormde en zijn contact
met het maatschappelijk leven, wezen hem de weg, welke hij moest
gaan, zowel bij het beleven van zijn geloof als bij het vervullen
van zijn burgerlijke plichten en taken.
Juist dit alles maakte het hem gemakkelijk het gebod van de
naastenliefde te beoefenen op een wijze, zoals een ware christen
betaamt.
De diepste dingen van het leven immers hebben vaak iets on
gecompliceerds en vragen slechts een puur hart en een onvertroe
belde blik om ze op te nemen.