671
De voorzitter spreekt gaarne zijn dank uit namens het college van burge
meester en wethouders voor de herhaaldelijk uitgesproken bereidheid tot mede
werking.
Het lid Eland, die daarover het een en ander gezegd heeft, antwoordt de
voorzitter dat de industrie langzaam op gang komt; de moeilijkheden met betrek
king tot de noodzakelijke gronden zijn grotendeels overwonnen en thans kan tot
verdere propagering worden overgegaan. Aan burgemeester en wethouders kan in dit'
opzicht geen laksheid worden verweten. Zevenbergen is niet opgenomen in het z.g.
noodgebied en hieruit vloeit mede voort, dat deze gemeente niet kan bieden, wat
in het noodgebied geboden wordt.
De noodzaak van woningbouw kan alleen ondervangen worden door toekenning
van verhoogd bouwvolumen, hetwelk op zichzelf weer verband houdt met beschik
baarheid van arbeidskrachten en bouwmaterialen.
Het onderhoud der woningwetwoningen aan het St.JosephpMn heeft de volle
aandacht; een begroting is opgemaakt en kredieten komen beschikbaar.
Aan het lid de Koning antwoordt de voorzitter, dat ontspanning voor de
jeugd niet in de eerste plaats een taak is voor de overheid, welke slechts ten
doel mag hebben een en ander te stimuleren. De gemeente heeft thans velden geë
galiseerd; verder zal de accomodatie verbeterd moeten worden; overigens behoort
een beroep te worden gedaan op het particulier initiatief.
De cri du coeur van het lid van Unnik kan de voorzitter begrijpen; het
lid van Unnik zal er z.i. goed aan doen deze niet-herbenoeming niet te zien als
een bewijs van wantrouwen. Wellicht liggen de oorzaken daarvan in een ander
vlak, iets wat de voorzitter niet wil en kan beoordelen.
Met betrekking tot de wegen te Zeven'bergschen Hoek antwoordt de voorzitter
aan het lid van der Made, dat deze niet door de polders in de beste toestand
zijn overgedragen. In de begroting zijn ter zake echter kredüen uitgetrokken.
Met de gemeente Terheijden zal omtrent een wachthuisje voor de B.B.A.reizigers
nader contact worden opgenomen. Ook aan de straten te Langeweg zal aandacht wor
den geschonken. In de begroting 1956 is ter zake verhoogd krediet opgenomen om
de straten in betere toestand te brengen, nu de wederopbouwperiode isafgesloten.
Verder zegt de voorzitter begrepen te hebben dat wethouder Leijs instemt
met verdere behandeling van de begrotingen, waaruit vertrouwen blijkt in het
college van burgemeester en wethouders, zoals dat voorheen was samengesteld, en
hetwelk spreker op prijs stelt.
Het lid de Koning komt nog even terug op hetgeen het lid van Unnik heeft
te berde gebracht; de niet-herbenoeming mag niet worden geweten aan gebrék aan
waardering, doch als overweging heeft o.m. gegolden, dat het lid van Unnik eni-
ge malen voordat dit besluit werd genomen voortijdig de vergaderingen van de
raad heeft verlaten. Spreker stelt het op prijs te verklaren, dat hij later
zelf spijt heeft gehad van het genomen besluit en dat dit zeer zeker niet is
genomen om te kwetsen.
Het lid Ooi jen kan zich indenken dat het lid van Unnik reageert en kan
het ook overigens niet met het lid de Koning eens zijn; indien de feiten lagen
zoals laatstgenoemde ze voorstelt dan zou het meer aanbeveling verdiend hebben
een ander dan het lid van der Made in de commissie te benoemen.
Het lid de Koning zegt deze gedachtengang wel te kunnen volgen.
De voorzitter merkt op dat het lid de Koning de begane fout ruiterlijk
heeft erkend; er moet overigens aan gedacht worden dat deze zaak in het politie
ke vlak lag.
Het lid van Unnik brengt zijn respect tot uitdrukking voor deze geste van
het lid de Koning, doch deze zou beter gedaan hebben dit van te voren te zeggen.
Het lid van der Made had deze zaak willen laten rusten, doch nu hij uit
het gesprokene door het lid van Unnik de conclusie moet trekken dat hij niet
■voldoende verstand heeft van de in de commissie te behandelen zaken, omdat hij
in bier en jenever doet, welke zaken het lid van Unnik niet gebruikt,mten^t
spreker toch te moeten zeggen dat hij voldoende sociaal gevoel heeft om zit
ting in bedoelde commissie te mogen hebben.