zelf en voor ons gezin, dan tot werkloosheid gedoemd te zijn
Jh ien+.ï<1Uldernn? van de w°ningnood. Stellend althans, dat
dit laatste mogelijk zou zijn.
vertrouw dat U mij begrijpt en dit standpunt wilt
billijken.
Naast al deze minder hoopvolle mededelingen staat een
belangrijke uitbreiding van de V.C.S., waardoor aan een groot
aantal personen vast werk kan worden verschaft. Vakkundigheid
i8* wederom een eerste vereiste en het is verheugend,
dat het bezoek van ambachtsscholen, door het stimulerend werk
van velen gunstig wordt beinvloed.
Zo volgen thans o.m. 37 leerlingen in ELundert, 18 leer
lingen te Breda en 2 leerlingen te Roosendaal de ambachtsschool.
Toch zitten wij niet bij de pakken neer. Al roeien wij
moeilijk tegen de stroom op, wij trachten de ontwikkeling der
gemeente gelijke tred te doen houden met de uitbouw van de
onderdelen.
Ik spreek de hoop uit, dat wij gespaard mogen blijven van
een herhaling van Mei 1940.
Bensgezindheid, nogmaals, wordt van ons gevraagd, In onze
kleine gemeenschap kunnen de elementen dikwijls woelig zijn.
De hartstochten kunnen oplaaien en men kan elkaar het leven
bitter en vol leed maken. Te dikwijls wordt dit ingegeven door
eigen- en groepsbelang. Het respect voor elkaar uit zich niet
in afhankelijkheid of terzijde stellen van eigen eerlijke op
vatting, doch door waardering en begrip voor eikaars moeilijk
heden en fouten.
De oorlogsjaren hebben bewezen, dat men eendrachtig kan
zijn en dat tegenstellingen kunnen bestaan naast grote vriend-
Laten wij hopen, dat we op andere wijze dan door oorlog
dl®zelfde wj-3ze kunnen vinden als dat in de jaren
1940-1945 het geval was.
Wij hebben in alles te veel gemeen om door kleine ver
storingen het evenwicht te verliezen. Evenals in het gezin,
S •k^eins'''e ®aar ook de meest sublieme gemeenschap, de toorn
steeds weer plaats maakt voor de liefde en de aanhankelijkheid,
zo moet het ook in onze gemeenschap van 9300 zielen zijn.
Als wij dit als richtlijn in 1951 stellen dan zal voor
ons zeker kunnen gelden: "Aan Gods Zegen is alles gelegen".
Met de bede, dat God ons werk in het komende jaar rijke
lijk moge zegenen en ons de kracht geeft om naar zijn Wil onze
taak te vervullen, vang ik deze eerste openbare vergadering in II
1951 van de Raad aan.
De heer van Unnik wil als oudste lid van de raad gaarne
sijn dank uitspreken voor de.door de voorzitter gedane medede
lingen, ook al zijn die in mineur gesteld; spreker kan dit
overigens begrijpen en is er van overtuigd dat men in deze ui
terst moeilijke tijden weinig anders kan verwachten. Gaarne wil
spreker onderstrepen de woorden van de voorzitter, dat goed be
grepen moet worden, dat het volk nog heel wat slechter af zal
..ijn, indien ons land onder de voet zou worden gelopen en de
jongere generatie zal, als daarop een beroep wordt gedaan,
moeten inzien in welke critieke toestand wij verkeren.
S Cxl&p
I. OPENING.
i^iV?rIóaSell5L?pent de voorzi^er de vergadering met het bij
ïirtikel 4, 2e lid van het reglement van orde voor de vergaderin
gen van de raad voorgeschreven gebed.