266
Bij het aanblijven in vaste dienst van de heer Bevelman zouden
kosten i.e. pensioensbijdragen ten laste van de gemeente zowel als van
hem zelf zijn gekomen, die voor geen van beide partijen enig voordeel
opleverden omdat Bevelman reeds het maximum aantal dienstjaren had. Het
belang van de dienst eiste het aanblijven van de directeur in verband
met de verwoesting van het buizennet, de gashouder en de gebouwen als
mede met de plannen, die bestonden met betrekking tot de omschakeling
van het productiebedrijf op het distributiebedrijf voor de levering van
mijngas. Hetging n.l. bij burgemeester en wethouders niet aan om een
nieuwe directeur te benoemen omdat niet bekend was of bij de levering
van mijngas de functie van directeur nog noodzakelijk was5 immers bij
benoeming van een nieuwe directeur zou de gemeente zich hebben vastge
legd.
Ten aanzien van van der Pluijm lagen de zaken ongeveer hetzelfde.
Toen deze functionaris in 1948 de 65-jarige leeftijd had bereikt, heb
ben burgemeester en wethouders aan de raad voorgesteld -en deze heeft
dit aanvaard- om van der Pluijm nog enige tijd in dienst te laten blij
ven, in verband met de voorgenomen reorganisatie, in administratieve
zin, van het gasbedrijf. Het lag in de bedoeling om reeds in 1949 op
mijngas over te schakelen en tegelijkertijd de reorganisatie der admi
nistratie door te voeren, door invoering van centraal kasbeheer en cen
trale boekhouding.
Om aan de raad bekende redenen heeft de levering van mijngas eerst
in 1950 kunnen plaats vinden en kon de centrale boekhouding eerst per
1 Januari 1951 doorgevoerd worden. Op deze datum heeft van derPluijm
op zijn verzoek ontslag gekregen en is de nieuwe functionaris benoemd.
Van der Pluijm heeft het gemeentebestuur gevraagd om langer in
dienst te mogen blijven, omdat hij nog slechts 28 dienstjaren had, om
dat zijn salaris eerst in de laatste jaren aanmerkelijk was verhoogd en
omdat door langer aan te blijven een hogere pensioensgrondslag en meer
dienstjaren zouden ontstaan. Burgemeester en wethouders hebben echter
gemeend, dat het dienstbelang een langer aanblijven niet wenselijk
maakte.
Doordat de raad deze voorstellen volgde, is hij reeds tweemaal van
oordeel geweest, dat geen uitzondering op de regel behoort te worden
gemaakt tenzij in het belang van de dienst.
De secretaris heeft, als gezegd, 40 dienstjaren en tevens zal hij
het maximum-bedrag aan pensioen kunnen ontvangen5 door continuering
van het dienstverband kan hierin geen verandering komen.
Het gemeentebestuur mag geen persoonlijke belangen doen gelden
en behoort aan de bestaande verordening uitleg te geven zowel naar de
letter als naar de geest, hoe jammer zulks ook voor de persoon van de
secretaris zal zijn.
Het dienstbelang eist het aanblijven van de secretaris niet. De
dienaangaande, voor het rijkspersoneel vastgestelde voorschriften worden
-ook in dit geval- zonder meer voor het gemeentepersoneel overgenomen,
doch dan behoort daaraan ook een analoge uitleg te worden gegeven.
Teneinde te weten hoe de opvattingen over het onderdeel "zeer bij
zondere gevallen" bij het rijk zijn, heeftlhet gemeentebestuur zich ge
wend tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken, hetwelk heeft geant
woord, dat zeer bijzondere gevallen dan aanwezig zijn, wanneer het ach
terwege laten van ontslag bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd
uit een oogpunt van dienstbelang onvermijdelijk is.
Hierbij moet voorts in het oog worden gehouden, dat men voor ont
slag in het algemeen belang nog de onderscheiding kan maken ins