Overigens wordt vastgesteld dat niemand van de leden van
het gemeentebestuur, noch van de raad, enig persoonlijk be
lang heeft bij de bouw van een garage door Schipperen, zoals in
het schrijven van Kuenen wordt gesuggereerd. Verder geeft de
voorzitter een gedetailleerd overzicht van het verloop dezer
zaak, die tot gevolg zal moeten hebben ofwel dat Schipperen
zich beperken moet bij de bouw van zijn garage en boxen, of
wel dat het erfpachtsrecht van Kuenen wordt opgezegd. Vast
staat evenwel dat de in erfpacht uigegeven grond eigendom is
van de gememte; dit blijkt uit de gegevens van het kadaster
en hierover kan dus geen geschilpunt bestaan. De doorgang om
de rioolput te bereiken blijkt thans inderdaad te klein te
zijn; dit is dus het motief tot het voorstel, dat beoogt de
belangen der gemeente te dienen. Voorwat het vóórkooprecht
betreft, waarop de heer Kuenen doelt, dit is een civiele aan
gelegenheid, waarmede de gemeente niet te maken heeft. Gezien
de akte, waarbij de gronden in erfpacht zijn uitgegeven kunnen
ten slotte de bezwaren, waarop de heer Kuenen zinspeelt, de
zerzijds niet worden gedeeld.
De heer leijs heeft zich ter plaatse georiënteerd en
daarbij vastgesteld, dat de overgelegde situatietekening niet
geheel juist is, omdat de riolering daarop in een rechte lijn
is getekend, hetgeen niet met de werkelijkheid overeenstemt.
De voorzitter stelt vast, dat het gaat over de moeilijk
heid, dat de put niet te bereiken is, en dat dus opzegging van
het erfpachtsrecht moet plaats vinden, tenzij de raad van oor
deel is, dat Schipperen kleiner moet bouwen.
De heer leijs zegt dat Schipperen dan beter even had kun
nen afwachten met betonstorten, en dat hij dan al dan niet
met instemming van het gemeentebestuur min of meer voorbarig
is geweest.
De voorzitter is van oordeel, dat beter de erfpacht kan
worden opgezegd aan Kuenen, omdat de bouw van garage en boxen
toch in het belang der gemeente is, zodat dit moet praevaleren
boven het individuele belang van Kuenen. Bovendien kan dan de
grond in erfpacht worden uitgegeven aan Schipperen, die voor
betegeling zal zorg dragen, zodat de gemeente beter de put
kan bereiken. Daarom zou spreker willen voorstellen thans te
besluiten tot opzegging, onder voorbehoud, dat alles eerst
grondig wordt onderzocht en de consequenties, die zich mochten
voordoen, eerst worden opgelost.
De heer Bland kan niet aannemen, dat alles wat de heer
Kuenen schrijft, louter op fantasie berust en onwaar is$ dit
voorstel grijpt in op de burgerlijke rechten en daar moet de
gemeente zich buiten houden. Men kan toch niet zeggen* dat
met de bouw van één box meer of minder de algemene belangen
geschaad worden. Het is niet zó, dat de heer Schipperen maar
raak kan bouwen, zonder daarbij de belangen en rechten van der
den in acht te nemen.
De voorzitter meent dat de voorstelling van zaken door de
heer Kuenen min of meer tendentieus is; hoofdzaak is er op te
leirten, dat de gemeente de eigenaar van de grond is, en dat
wij daarbij onze burgerlijke rechten hebben toq^^assen.
Spreker is daarom bereid te bevorderen dat beiden bij hem
komen om tot een oplossing te geraken.
De heer Klasen is er van overtuigd, dat er een oplossing
moet komen, doch stelt vast, dat de heer Kuenen niet moet trach
ten hieruit buitengewone profijten te behalen.
De voorzitter kan deze mening delen, en stelt vast, dat in
het algemeen de minst sterke partij in bescherming behoort te