t
11:c0» >- *xa±si )b oiti »ao&oloorl a±#—cviaoorévóaol6
t
■5
t
>r-J: vi r» w>1 j 1 :i v
ioq bnen no brio tori, no a or viefrdror rwikc ©j ii'w
L jot z <:■-> r- eiv :k'K; oi'volo'iBn/: 1 flav gaJh
U ~"j.j»iv npvs v erfoabn ?...nónn..t''. -v
c
iv 3Sju; ixxo'-i ''jnox roil 'l.oov us..S''T: o -'3.." in:
o sin ^nil'xpjuna fiedTieeross 0b nadoxatftf- To nsr' ©emsg si) n8
ow ©inosraog ©61 .qodf r> """i i 9 tv eleoixd nef
'V jiaed Veri 100d ;"nv^e'i glovou si: ©sab osA
v b*j.'iA; '>v JÓTI9W 'ft J: jsqeof sgj. oemot ieeüevo abv d'xjdXaar
•-•.wvo ni iravi9V xevTBr
eiulaeu-iqenr10O ftisotod nsv
:si'x on eon ejus if*'19
oi-jdi J''AA uKTu
A>11
-11 62-
i Kortheidshalve verwijzen zij naar dezen brief en verzon
Zond^06^6?0^1^® crediét te willen verschaffen.
An onnf i hoofdelijke stemming wordt met algemeene stemmen
dienovereenkomstig besloten.(zie dossier -1.784)
XX.HET VOORSTEL TOT VA&TSIELLIUG EflïïER
vERORDEliIïTG
4 DER BIÜSÜ0CX\ya-f7"
Burgemeester en v/ethouders deelen mede, datdin de Raads-
ninf aLin? r^Sn 22n/ebruari 1946 yastgestelde verorde-
v« f A in" bedoeld m artikel 4 der Bioscoopwet de Koninklij
ke goedkeuring vooralsnog niet heeft mogen verkrijgen,
van Rinn«inQ^ overgelegd schrijven blijkt heeft de Minister
I2?.wï£ Aaken bezwaar tegen het in bedoelde ver
ordening opgenomen artikel 2.
t.r »^efeÏÏH30?3rappins v?n dlt artl'»l bestaat bij Burgemees-
ter en wethouders geen bezwaar.
"bge6n hierin is voorgeschreven wordt dan toch weer
artikl? i6ni eJ bepaalde in de verordening ingevolge
arm ik el 5, 1e lid, der bovengenoemde wet.
Zij stellen den Raad dan ook voor de verordening, zooals
te°bpsin?+ Minister is aangegeven te wijzigen en hiertoe
te besluiten overeenkomstig overgelegd ontwerp-verordening.
Koen J !r h00fd!lljk:e summing wordt met algemeene stemmen
o sl7 e ne verordening vast te stellen( zie dossier
-• .758.1 6)
XXI. HET VOORHIEL TOT WIJZIGING HSR ver-
ordehihg op dek mjRiNGsPiBNsT yAp
VEE EU VLËÊiCH VOOH"liS~GDMËBÏÏTg
^AuiiKjijü ÜU JJEK VJLEBöCH-
KBURINGS ,<E'l' 1919. SML.''^GlTT
Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat blijkens
overgelegde circulaire van den Minister van Binnenlandsche
7 Aprid 1946, betreffende "Keuring Huisslachting"
de ontheffingen, als beaoeld in artikel 6a der Vleeschkeu-
ringswet(ütsbl.1919 ,ne 524) zijn ingetrokken en dat aller-
wege de keuring van huisslachtingen behoort te worden door
gevoerd
Deze bepaling zal vooral in de slachtmaanden November-
Uanuaribuitengewoon veel arbeid voor het keuringspersoneel
met zich mede brengen.
Tweemaal zal dit personeel de plaats, waar geslacht
moet worden, moeten bezoeken, eerst voor de keuring vóór
het slachten en vervolgens ten behoeve van de keuring na
het slachten.
Ingevolge de thans geldende verordening zullen beide
keuringen geschieden ter plaatse, waar het vee zich ter
keuring bevindt, resp. ter plaatse van Slachting(derhalve
op eigen erf).
Voor een goede uitvoering van deze voor de volksgezond
heid zoo uiterst belangrijke zaak en teneinde te bevorderen,
dat belanghebbenden (zij die slachten) geen dageh achtereen
behoeven te wachten tot zij eindelijk aan de beurt zijn hun
slachtdier gekeurd te krijgen, zou, vooral in deze uitge
strekte gemeente overgegaan moeten worden tot aanstelling
van een of meer hulpkeurmeesters.