- 1 v a ri t fvi i f. ::0 «f - netton©;*® "ne< ©Jnewneg 'xesab vrt-vtfb nl ne-, :ir» i beanneoiaar i 4;< ioob iem neib I4A Xdafidt vastgesteld het op grond van artikel 40 voor pensioen in te koopen tijdvak en het door het gemeentebestuur als bijdrage te betalen bedrag. De als bijdrage vastgestelde bedragen houden verband met den tijdelijken diensttijd eenerzijds en met het loon anderzijds. Artikel 42 van genoemde wet en met name het 3e lid opent de mogelijkheid om deze bijdrage op de belanghebbenden te ver halen. wordt tot verhaal besloten dan zal dit moeten geschie den overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 29 Juni 1925 83> z?°als dit laatstelijk is gewijzigd bij besluit van den be Cretans-Gene ra al van het Departement van Binnenlands che Aaken van? Juli 1942(Ued.btcrt.n2 150), n.l. voor hen, die de hoedanigheid van ambtenaar in den zin der wet verwerven op of na 1 Maart 1942, zal de bijdrage ten volle moeten worden verhaala in tien achtereenvolgende jaren telkenmale voor een tiende gedeelte, tenzij aan betaling van het verschuldigd be drag in een termijn de voorkeur gegeven wordt. Yoordat het verpla&ht pensioenverhaal op de ambtenaren werd toegepast kon men van meening verschillen of i.e. ver haal gewenscht was. Thans nu op het personeel, dat ambtenaar is ex de Pensioenwet 1922 (stsbl.nS 240) 10% pensioensbijdrage verhaald moet worden, komt het ons billijk voor de aan den inkoop van pensioen verbonden kosten op den ambtenaar te verhalen, temeer waar hier het persoonlijk belang van betrok- «ommeert. Hierbij komt, dat in vele gevallen tijdens den tijdelijken dienst sociale latten betaald zijn, dóe ofwel niet verhaalbaar waren of niet teruggevorderd konden worden van de sociale organen. Zij zijn van meening dat mede met het oog op den precairen toestand van de gemeentelijke financiën, elke mogelijkheid tot verhaal van bijdragen moet worden aangegrepen, weshalve zij den Raad voorstellen daartoe te besluiten door vaststelling van het overgelegd ontwerp-besluit. De heer van der Put acht het niet juist, dat op personen die indertijd ter secretarie werkzaamheden hebben verricht en daardoor ambtenaren hebben uitgespaard, thans verhaal plaats vindt. De voorzitter antwoordt hierop, dat de tijd, die een persoon als volontair ter secretarie doorbrengt, meer als studietijd moet worden beschouwd. Bovendien acht deze het niet juist tegenover andere ambtenaren, terwijLhet onver antwoord is in verband met de precaire positie van de ge- me e n te -f inan c ié n De heer Pouli heeft in dezen kennis genomen van het advies van "üt.Paulus" en vraagt hoe de andere organisaties er tegenover staan. Bovendien acht de heer Pouli het wen- s che lijk "Georganiseerd Overleg" te hooren. Tenslotte zou de heer Pouli gaarne zien, indien een verordening in het leven, werd geroepen, hieraan geen terugwerkende kracht te ver- Ie enen. De voorzitter antwoordt, dat de bonden slechts advisee- rende lichamen zijn en dat van hun advies kan worden afgeweken. I De heer Pouli stelt voor eerst de adviezen van alle bonden af te wachten. Hierna merkt de heer van der Put af, dat z.i. niet af gewacht dient te worden, doch dat in gunstigen zin beslist moet worden. Daarna stelt de voorzitter voor de verordening in dezen zin te wijzigen, dat i.p.v. 1 Maart 1942 wordt gelezen 1 Ja nuari 1947, zoodat op ingekochte diensttijd vóór 'I Januari 1947 geen verhaal kan worden toegepast.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1946 | | pagina 55