14-85
i loting volgorde stemmingen.-
II notulen.-
Bij een andere gelegenheid werd mij alweer door dien vrijge
stelde de vraag gesteld of ik als raadslid nog niet wist, dat
de steun lager moest zijn dan het loon. Och arm, het was toch
bewezen, dat het loon hier te laag was, en dat nog lager maken
v/as het doel der steunverlaging. Maar dan vraag ik me af, wat
doet een Bond als hij geen macht bezit en geen wil om deze te
verkrijgen; en moet daaraan geofferd worden door die arme
stakkerds in het belang alleen van hen, die er een baantje aan
hebben Nu ben ik een voorstander van organisatie, maar fla#
lichaam moet ook eerlijk en oprecht opkomen voor datgene waar
voor het staat.
Dan, mijnhher de Voorzitter, het geval van den bode heeft mij'
diep getroffen. Mijnheer de Voorzitter, als een mensch een
fout maakt, en hem wordt zulks bewezen, of wel dat het door
hem te zwaar is ingezien, en hij erkent zulks, dan strekt hem
dat tot eer. Maar als hij dan nog tracht, zijn zin door te
drijven, dan komt het persoonlijke naar voren, en dat mag $±x±
van een z.g. vader van de gemeente niet verwacht worden; maar
nog erger, hier wordt het scheidsgerecht gedupeerd. Ja zelfs
de hoofdambtenaren geblameerd; doch dan vraagt men zich af,wat
is dat voor een karakter. Mijnheer de Voorzitter, geen van ons
zou gaarne lof uiten op U en Uw bestuur dan ik, wanneer ik zou
kunnen zeggen, te handelen Christelijk en rechtvaardig. Maar
zoo lang dit niet is, zal ik niet zwijgen. Mijnheer de Voorzit
ter, ten slotte omdat U mij bij herhaling het spreken hebt' be
let, heb ik deze gelegenheid te baat genomen, mij te uiten.
Ik dank U
De Voorzitter merkt op, dat hij niet verwachtte®, dat de heer
Schmitz iemand flank zou brengen; uit de woorden van den heer
Schmitz, zegt spreker, klinkt zuiver demagogie; hij verzoekt
den heer Schmitz bij „Rerum Novarum" ook eens „quadragesimo
Anno" na te lezen; wanneer de heer Schmitz iktxxx de menschen
gqat klaar maken voor beweeglijkheid, hetgeen thans allerminst
op zijn plaats is, dan gaat hij de menschen gereed maken voor
dingen, waarvan ze zelf de dupe worden; hij wil daarvoor den
heer Schmitz waarschuwen.
De Heer van Unnik wil alleen zeggen, dat hij op dergelijke
rimram van den Heer Schmitz niet zal antwoorden.
De Heer Smits zegt, dat de Heer Schmitz zelf de onrust stookt
De Heer Schmitz vraagt of ^Rerum Novarum" dan niet gehoord mag
worden; het achterbaks houden, dat is onrust stoken. De Voor
zitter merkt nog op, dat de Heer Schmitz, wanneer hij meent,
dat door den Voorzitter voor de werkloozen de handen voor de
oogen worden genomen, ter zake een aanklacht bij den officier
van Justitie en den Commissaris der Koningin moet indienen;
hij vraagt, wat de werkloozen daaraan hebben. De Heer Schmitz
wil thans nog verder spreken, doch de Voorzitter ontneemt hem
het woord
De Heer Schmitz zal van het ontnemen van het woord nota xlb®
nemen.-
Daarna wordt overgegaan tot afhandeling der agenda:
Het no. ban volgorde bij de stemmingen wo«dt bepaald op no.3
zijnde de Heer Stoop. Als stemopnemers zullen fungeeren de
Heeren van Eek en Korteweg.-
De notulen der jongste twee vergaderingen welke ter inzage
hebben gelegen, worden onveranderd vastgesteld.-