eb t nsixr .iT&fntcf *>ifcil9gorn
nte «ïatfee r raoufl neb nas nsob si gnlv
1b ?b r A{. 1 le'Jtleobegtbv
t-V ie5 ne^nlf aqscf sb bv rrlmondrfoenJt
1b eveiblrilleb eb lo :>oo nèb an nem
:;nras r neteovisv neob eet gew neete
[b fbnlo neet ^neseweanBs neetaoernegmS
t? r' 1rrcv bifp neb ob derf do ±1
nooviPv ebr.'t&3 'htp. derf ff- grtTv
"•ff fyv n boo'. lo neöt'orf ^nsane^te e-b
als .tebbdrioflle nevnadeeg lo boobeg
:V rff
•;'r IflOT! f.2 be OC 8 OOS IBBf Bgl© ft eb
?o derf dsrixsxb ,enegneb nsc- bnevel
rted nedeeefflegn/xi.' rob hbb nobelrios
t j s* fw "'"now bil 3b t5 le^ldnA
nejIonq89g óll tffb nl naeVf
rti bgistl"'"-f nebnow dlfe Ihs
oerf ebnebli/I illsqecflands eQ
edagooxf ned lo nebrteBra edagoori
X3>fldnA
gnlilnew nl •.•~nd dlflaed dia.
11 da
!rfoslene\
bief les
-7 f.v'rrrt
den nav osnev derf qo grrlbbllrfoe
ov ff ro gowegnB.t êd gn! -fold a
;."f, "tqo b '.tl 'o f roe ;t bv gnlv
a e tforf
Iq ebqf bInev derf d --oblóT d
fff. de wane blecfnsbrr ej eb tlcf noov
jq ebleoberf derf noovnaar oooaneq
J od f r d r' b -ff ÖTfO'JT
O '17:1.' f>o.[: -. 't.tVO
(:,vi ni' ff tav 'ffde ff n <ff dorf noov
1
no b" 'bof f f ffw' "Of -qnJtqml'r'jnl- srrogew
f ;v f |d di;o 1 derf Cl BV ebloo.'l ctJtü dein
enlo noov d
'j'fd' nev-f lol al qeon r n fc i v J e.o
derf qo b
;-.oO [V<
memorie van toelichting op de Landarbeiderswet zegt, dat een
landarbeider niet zijn karakter als zoodanig verliest, wanneer
hij in tijden, dat er voor hem geen werk is, naar andere werk
zaamheden uitziet, naar aaalogie waarvan we zouden moeten con- l
cludeeren, dat, wanneer een metaalbewerker tengevolge van werk- -
loosheid tijdelijk gedwongen wordt naar andere werkzaamheden uit
te zien, hij daardoor niet zijn kaferakter van „metaalbewerker
gaat verliezen. Nu is Beljaars intusschen van organisatie ver
anderd en heeft zich doen overschrijven s» toaaffc xish rfxxx hij
den R.K. Landarheidershond „St. Deus dedit"oogenschi jnli jk
met de bedoeling, daarmede te trachten het bewijs te leveren,dat -
hij van^netaalbewerker" „landarbeider" geworden is. Het ligt o.i.
slechts voor de hand, aan te nemen, dat dit bewijs hiermede alle
lerminst geleverd wordt.
ïij zijn en blijven van oordeel, dat Beljaars, zoodra de tijds-
omstandigheden zich in gunstigen zin zullen wijzigen, hij onge
twijfeld zal trachten wederom zijn emplooi te zoeken in het me
taalbedrijf, alwaar zijn loon aanmerkelijk hooger is dan hij het
landbouwbedrijf.
Op grond van het vorenstaande, mede onder overlegging van een i
ontwerp-besluit, stellen zij den Raad voor, op overgelegde aan- is
vrage afwijzend te beschikken.-
De Heer van Unnik kan er niet mede accoord gaan; hij vindt hets
een zwak argument, dat aanvrager geen landarbeider zèu zijn;
daarnaast zal de Raad een mal figuur slaan, daar destijds met
algemeene stemmen het verzoek werd ingewilligd, zegt spreker; i?-
het bezwaar dat de grond te duur ixzou zijn, is thans ook ver
vallen; aanvrager was vroeger landarbeider, daarna tijdelijk me
taalbewerker, en is nu weer landarbeider; destijds is wel een
voorschot verleend aan personen, die geen landarbeider waren;
spreker kan zich niet met het voorstel vereenigen. De Heer Smits
kan zich ook niet met het voofcsteai vereenigen; vroeger werd het
wel toegestaan; het is z.i. de vraag of aanvrager den laatsten
tijd nog als landarbeider werkzaam was. De Heer Schmitz meent,
dat aanvrager momenteel landarbeider is; nu wordt zijn aanvrage
teniet gedaan voor wat hij in de toekomst wordt; er is nu geen
grond om te zeggen: hijzil metaalbewerker gaworden,zegt spreker;
hij wil aanvrager dan ook zijn rechten doen toekomen. De Heer
Korteweg merkt op, dat het in het algemeen niet opgaat, iemand j
die werkloos is, te rangschikken onder de landarbeiders; hij
vraagt zich af of voldaan is aan de welstandsbepalingen. De
Voorzitter wijst er op, dat in eerste instantie gaxa inderdaad
gezegd is, dat men er mede accoord ging; naderhand is gebleken, j
dat de grond te duur waê; deze is daarna op een lageren prijs
teruggebracht; indien men nu echter de werkelijke waarde neemt i
is de grond nog te duur aan J^.0 cent per c.A.; de aanvrage is nu
reeds 3 maal behandeld; de ondervinding heeft geleerd aan de -
Gemeente, ten aanzien der Landarbeiderswet de oogen open te
doen; voor wat betreft het beroep van „landarbeider" verwijst
spreker naar de Memorie van toelichting op het wetsontwerp;
daarenboven ligt het voor de hand, dat aanvrager hij eenigen
opbloei van de industrie, wederom naar de metaalindustrie terug-,
keert; afgezien van dit alles gelooft hij, dat de aanvrage toch
door het hooger gezag zou worden afgewezen. De Heer Schmitz zegt
dat, indien aanvrager naar de mataalindustrie terugkeert, hem
dat niet ontslaat van zijn verplichtingen tegenover de gemeente.
De Voorzitter wijst er op, dat het met die wetenschap niet mag
worden toegestaan. De Heer van Unnik meent, dat de Raad een gek
figuur zal slaan, aangezien aanvrager landarbeider is; nu zou