- 1+12 - tegen een dergelijke ondankbare taak zullen zijn opgewassen,^tenzij .1 dankten koste van de financiën dezer gemeente, welke financien mornen-i teel zooveel mogelijk behooren te worden ontzien. Daarbij komt nog, dat Burgemeester en Wethouders thans deze werkzaamheden belangloos verrichten en aan de leden eener commissie, welke minstens eenmaal per wee,k zal moeten vergaderen, een presentiegeld niet kan worden ont houd en- Op al deze gronden stellen zij den Raad voor, afwijzend op het bo venbedoelde verzoek te beschikken.- De Heer Schmitz merkt op, dat ingevolge art. 16, 3e lid der Arbeids- bemiddelingswet hier eene commissie moet zijn en deze hier niet is; hij vraagt, hoe dikwijls de commissie van toezicht lp het agentschap van de Arbeidsbemiddeling vergadert. De Heer Nollen antwoordt, dat deze commissie gewoonlijk eenmaal per jaar, soms tweemaal, vergadert. De Heer Schmitz merkt op, dat in R-lundert een dergelijke commissie bestaat; dat die commissie beloond moet worden, wil hij aan de vraag overlaten; hij vraagt zich af, wat nu wel door de ambtenaren ter se cretarie verdiend wordt, die thans het werk doen. De Voorzitter wijst er op, dat verschil gemaakt moet worden tusschen de Arbeidsbemidde- lingswet en de» werkloozenuitkeering, hetgeen interne aangelegenhe den zijn, zooals bedoeld wordt. De Heer Schmitz meent, dat de Heer van Unnik niet èn de Heer Eland in het geheel niet als werk nemer kunnen fungeeren in de commissie; hij vindt zulks niet in den haak; hij heeft iemand gesproken, die als nr. 1 gepasseerd was; hij blijft er buiten, doch meent te moeten opmerken, dat, indien een com missie medezeggenschap zou hebben, er alsdan een gezonde toestand zou ontstaan; voorloopig wil hij het daarbij laten. De Voorzitter wijst pr op dat bij klachten over de werkverschaffing het Orgaan het niet goed zou hebben gedaan; hij gelooft wel, dat er wel eens fouten ge maakt worden, maar dat er geen commissie komt, die geen fouten maakt, daarvan is hij overtuigd. De Heer Schmitz merkt op, dat dan ook de vooringenomenheid van B.en W. blijft. De Voorzitter noemt daifc inslnu- eeren; het blijft, zegt spreker, voor B.en W. een nachtmerrie; het zou daarenboven de vraag zijn of een commissie er tegen opgewassen zou zijn; hij voor zich trekt het zich niet aan dat hij op straat wordt nageroepen; hij geeft het aan een commissie te doen om die menschen te woord te staan en dan slechts ondank te Intvangen omdat men ze niet allen kan ter wille zijn; hij vindt het een spontaan werk, waar de wethouders het toch willen blijven doen in het belang der gemeente. De Heer van Unnik zou kunnen probeer en den Heer Schmitzv aan het verstand te brengen, dat hij en de Heer Eland nog altijd arbeiders zijn; hij. geeft d.en Heer Schmitz in overweging, de steunregeling te bestudeeren, dan zal hij zien, dat de commissie aan, B.en W. moet adviseeren, zoodat B.en W. er niet vana£ zijn; hij voor zich ziet geen bezwaren in een commissie, maar is van oordeel, dat d9 arbeiders niets beter er aan toe zullen zijn; indien er iets te vinden is om de menschen te bevredigen, dan wil hij dat aangrijpen; Het is z.i. echter wel moeilijk; die menschen zitten nu eenmaal in mi, moeilijkheden/ De Voorzitter meent, dat, indien de commissie slechts van advies dient, dit een reden is om de zaak aan den kapstok te hangen; hij wil dan liever alles over de commissie laten loopen. De Heer van Eek vraagt of men met de tegenwoordige regeling kan vol staan. De Voorzitter zegt, dat het hem verheugt, dat hij uit den mond van den werknemer (den Heer van Unnik) dergelijke woorden hoort, hij wil het daarom op den tegenwoordigen voet laten doorgaan. Met algemeene stemmen wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van B.en W. beslopen.-

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1933 | | pagina 37