m - 262 - /t£>' De Heer Smits vraagt of er nog niet een onbillijkheid zit in die korting van 3%> daar alle ambtenaren nog niet aan hun maximum zijn. De Voorzitteraantwoordt ontkennend, daar ook op de periodieke verhoogingen wordt gekort. De Heer Nollen vindt het nog verre van zeker, dat het ontwerp Wet zal wor den; voorts wijst hij er op, dat het inkomen der ingezetenen aanmerkelijk is gedaald, waarom het wenschelijk is, de opcen ten Pondsbelasting te verlagen, en, om dat doel te bereiken, is het noodig 5$ te verhalen. De Heer Huitkar meent, waar de levensstandaard 10 tot 20$ is gedaald en de inkomens zijn ge daald, de ambtenaren zich die korting moeten laten welgeval len; misschien zijn ze ontevreden, maar anders is een groo- tere groep ontevreden; toch wil hij de 80 opcenten handhaven, daar te voorzien is wat in 1952 de armenzorg en werkloosheid zullen zijn. De Voorzitter vindt zulks verkeerde taktiek,aan gezien men dan bij stijging van het indexcijfer de salarissen weer zou moeten verhoogen. De Heer van Unnik vindt het jammer dat de Wethouders en sommige Raadsleden niet het bemiddelings voorstel kunnen accepteeren; we kunnen zeggen, de wet wordt niet aangenomen, maar we kunnen evengoed zeggen, dat ze word* aangenomen; het is voor onze gemeente, zegt spreker, een be langrijke questie; zijn belastingbiljet is wel zooveel lage» dan vorig jaar, dat hij over geen enkele verlaging durft pra ten; hij vindt het bemiddelingsvoorstel een mooie oplossing; laat de Raad nu niet halsstarrig vasthouden; laat men nu eens water in den wijn doen; zoo juist heeft hij nog uit Haarlem vernomen, dat een belangrijke verhooging steun bietenteelt in overweging is; dat is van veel meer beteekenis dan die 5$> waar het zoo staat, laten we nu eens niet stemmen, maar alge meen «vernemen, het bemiddelingsvoorstel, dan gelooft hij,dat men de gemeente een dienst bewijst. De Voorzitter wijst er «p, dat de ambtenaren het stakingsrecht missen; dat ze steeds hun plicht moeten doen, maar dan moet ook kunnen gezegd worden, dat men ze niet eigendunkelijk heeft behandeld; hij hoopt,dit de Raad zich op zijn gegronde overwegingen zal herzien. De Heer van Eek vindt het allemaal heel prachtig gezegd; de han del was even opgeleefd, maar is nu weer des te sterker ge daald; tariefmuren worden overal «pgetrokken; straks komen we nog voor verschillende rampen; het is niet prettig, maar verschillende buitenstanders zouden nog gaadne de baantjes van de ambtenaren overnemen. De Heer van Unnik wijst nog op het geval, dat straks de begrooting niet zal worden goedgekeurd en de moeilijkheden die daaruit kunnen voortvloeien. De Heer Nollen wijst op het geval Erp. De Voorzitter zegt, dat elk geval op zich zelf wordt beoordeeld; hij merkt op, dat het zich voordoen van moeilijkheden straks niet i3 uitgesloten. Daarna wordt het meerderheidsvoorstel van B.en W. in stem ming gebracht en met 8 tegen lp stemmen aangenomen; tegen stemden de Heeren van Unnik, Schmitz, Zom en Schiks. De Heer Schmitz deelt^mede, dat hij tegen dit besluit in beroep zal gaan bij Gedeputeerde Staten.- Volgnummer loé.- Opbrengst kermis.- De Heer Schmitz vraagt ot het de bedoeling is de kermis af te schaffen, zoo ja, dan wil hij zulks nu behandelen. De Voor zitter antwoordt ontkennend; het is de bedoeling zulks in het voorjaar onder de oogen te zien. De Heer Korteweg zegt, dat hx± gesproken 'is over de opvoeding van de jeugd; hij merkt op, dat de kermis in geen geval opvoedend werkt. De Voorzitter verzoekt den Heer Korteweg zijn betoog uit te stellen tot het voorjaar.-

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1931 | | pagina 140