- 259 De Heer van de Noort merkt op, dat B*en W. meenen, dat ook de ambtenaren iets moeten dragen; de overige bevolking ziet het inkomen tot 75$ verminderen; hij vraagt of B.en W. ver- Êtiend hebben, dat zoo wordt gesproken en of dat te pas komt. De Voorzitter keurt deze uitdrukkingen eveneens af; hij kan zich overigens wel indenken, dat de ambtenaren lichtelijk ge stoord waren; men laat zich in dergelijke omstandigheden al licht woorden ontvallen, welke men later betreurt; hij hoopt echter, dat de houding van den Raad los zal staan van dit al les.- De Heer van ïïnnik keurt de verkeerde uitdrukkingen niet goed; hij is echter van oordeel, dat er wel reden voor was; als ge een Voorzitter hebt, zegt spreker, die niets weet te zeggen, als, ik zal er eensnover praten, dan is dat toch niet de beteekenis van het G. 0.; z.i. moet in dat G. 0. getracht worden, hoe ver men kan komen; hij is van oordeel, dat de. Voorzitter dat overleg niet goed opvat; hij vraagt zich af,of het wel goed is, dat de Raadsleden die notulen thuis krijgen en er in couranten over geschreven wordt; de houding van den Voorzitter doet de uitdrukkingen wel eenigszins vergeven; ook wil hij naar voren brengen, dat men met de steunregeling, enz. niet verder meer kan gaan en zou daarom wel willen, dat er bij de begrooting een post werd geraamd ook voor degenen die trek ken uit de Bondskas, voor een Kerstgave; hoe die moet zijn,kan nog nader worden geregeld; hij wijst er op, dat ook voor de werkloozen Kerstmis een feestdag is; hij wil trachten, juist voor die arme stumpers met het Kerstfeest iets te doen; hij hoopt, dat de Raad'in zijn geheel met hem in die richting iets zal doen; voor wat betreft het geweigerd subsidie in natura aan het Patronaat te Zevenbergschen Hoek, onderschrijft hij het gesprokene door den Voorzitter, ten opzichte van de jeiigd gezegd; hij hoopt, dat te Zevenbergschen Hoek iets zal gebeu ren, ook daarnaast via het Crisis-comité voor de grootere werk loozen; de Directeur van het Patronaat te Zevenbergschen Hoek wil ziin patronaat daarvoor openstellen, zegt spreker; hij zou willen"zien, dat er bij de begrooting gelegenheid werd gegeven, dergelijk werk te subsidiéeren; die de jeugd heeft, zegt spre ker, heeft de toekomst, maar die zorg moet zich ook uitstrek ken voor de grootere werkloozen; men moet trachten, hen bezig te houden en iets goeds bij te brengen. De Heer Nollen acht het zijn plicht, iets te zeggen;et is getracht, zegt spreker, door de handelwijze van den Voorzitterde ^uitdrukkingen van de ambtenaren in het G.o. goed te paaten; hij heeft altijd ge meend, dat het G-.O. slechts advies uitbrengt; de opvatting schijnt te heerschen, dat men zou moeten gaan loven en bieden en als dat zoo zou zijn, wenscht hij zich niet langer be schikbaar te stelclen; indien dat de goede opvatting is, dan zal dat wel aan zijn leeftijd liggen, dat hij zich dat niet in kan denken en wil hij het Voorzitterschap graag van jongere krachten overlaten. De Heer Francis vraagt of het G.O.wel noodig is; wij zijn de vertrouwensmannen, zegt spreker; als hlj de woorden van Van Tiel leest, dat vindt hij, dat zoo iemand op stal moet; weg moet uit den gemeentedienst. De Voorzitter zegt, dat het G.O. is voorgeschreven; de omstandigheden Rebben alleen moeilijkheden opgeleverd; verder leven we in een tijd van hoor en wederhoor, zegt hij; hijhaalt voorbeelden uit de praktijk aan; de wijze waarop overleg gepleegd wordt,^na tuurlijk goed- of afkeuring wegdragen; het schrijven daarover in de courant, keurt hij af. He Heer van de N0ort vindt het G.O. een kweekschool voor ontevredenen; die het hardst schreeu wen zijn allen uit den vreemde gekomen en waren blij dat zij benoemd werden. De Heer Francois wijst er op, dat het G.O.

Raadsnotulen

Zevenbergen: 1930-1996 | 1931 | | pagina 137