De Raad der gemeente Zevenbergen;
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders dd. 1
April 1930
Gelet op het bepaalde in artikel li^5 der Gemeentewet;
BESLUIT
met ingang van l6 April 1930 voor den tijd van één jaar, om bij
gebleken geschiktheid in vasten dienst over te gaara, te benoemen
tot chauffeur bij de gemeente-reiniging CORNELIS OOMENS, wonende
te Zevenbergen en geboren te Zevenbergen den 2 October 1889, op
een weekloon van f. 20.-- kindertoeslag, met vaststelling van
zijn pensioensgrondslag op f. 1196.-- (jaarwedde f. lOl^O.--
f. 156.-- kindertoeslag).-
XI BESPREKINGEN HERZIENING VAN HET GEMEENTELIJK BELASTING-
STELSEL IN VERBAND MET DE FINANCIEELE VERHOUDINGSWET-
Burgemeester en Wethouders hebben de eer den Raad ter kennisneming
aan te bieden overgelegd overzicht van de maatregelen, door de ge
meenten te treffen in verband met de wijzigingen die door de Wet
van 7 Juli 1929, Staatsblad 388, zijn gebracht in het gemeentelijk
belastingstelsél
Alvorens ter zake de noodige gegevens te verzamelen, vernemen zij
gaarne van den Raad of hij zich kan vereenigen met de op pagina 7,
van dat overzicht voorgestelde gedragslijn ten aanzien van de Per-
soneele Belasting, waarna zij den Raad in volgende vergaderingen
successievelijk de betrekkelijke voorstellen zullen doen.
De Voorzitter wijst er op, dat dit een zeer moeilijk onderwerp
is en bijzondere praestaties vereischt; hijgeeft een nadere uiteen
zetting
De Heer van Unnik wijst nog op het desbetreffend adres van de
R.K.Werkliedenvereeniging. De Voorzitter antwoordt, dat zulks,indien
de Raad met de plannen van B.en W. accoord gaat, dat een volgend
jaar onder de oogen kan worden gezien.
De Heer Huitkar wenscht nog aangeteekend te zien, dat een progres
sie op de heffing van opcenten Pondsbelasting te zwaar zal drukken.
Daarna wordt besloten accoord te gaan met het voorstel van B.en W.
XII HET VOORSTEL IN ZAKE HET NEMEN VAN MAATREGELEN, OVEREEN
KOMSTIG ARTIKEL k DER DRANKWET.-
Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat blijkens overgelegd
adres de Nationale Commissie tegen het alcoholisme te Utrecht den
Raad verzoekt, overeenkomstig artikel ij. der Drankwet maatregelen
te nemen die bedoelen, het aantal gelegenheden voor openbaren drank
verkoop teverminderen, en dat wel:
a cjoor of het maximum aantal vergunningen te verlagen;
b of door te bepalen,dat geen nieuwe vergunningen meer mogen
warden verleend;
c of door intrekking van alle na 1 Mei 190i|. door hen verleende
vergunningen en de bepaling, dat .nieuwe vergunningen niet mo
gen worden verleend.
Van deze aangelegenheid werd door hen ernstig nota genomen en zijn
zij tot de conclusie gekomen, dat het, waar ,het maximum-aantal ver
gunningen in deze gemêente niet is overschreden, voor deze gemeente
met zijn gröote uitgestrektheid geen aanleiding is tot het nemen van
maatregelen, als door adressante bedoeld, waaroqi zij den Raad voor
stellen, ter zake nog geen maatregelen te nemen.
De Heer Korteweg vraagt of de Gemeente nog boven het maximum is
De Voorzitter zggt, dat hij vermeent, dat zulks juist bereikt is.
De Heer Hendriks wil het maximum toch verminderen. De Voorzitter
ontraadt zulks op de gronden, door B.en W. naar voren gebracht.-