- 52 -
haalt er nogal eens gauw het Evangelie hij; O.L.Heer doet het zelf
ook zoo, enz.; hij meent, dat hij zelf een 2n Lieven Heer is (de
Voorzitter hamert); de Heer Franqois, zegt spreker verder, verliest
teveel uit het oog, dat hijzelf mensch en dan ook verkeerde mensche-
lijke dingen kan doen; hij zou alsnog willen voorstellen het weekloon
voor een jaar te stellen op f. 20.-- om na een jaar te verhoogen tot
f. 26.--; wel voelt hij de consequenties van een en ander, als nieu
we oproeping, enz.
De Voorzitter merkt op, dat hier wel blijkt, dat het verwijt van
den Heer van Eek ongegrond is; immers, alhoewel B.en W. zelf hierme
de niet accoord gaan, hebben ze toch het besluit uitgevoerd.
De Heer van Unnik zegt, dat thans ieder met zijn eigen meening
naar voren kan komen; de vorige maal heeft hij er weinig van willen
zeggen; daarvoor had hij reden; thans wil hij dus voorstellen f.
20.-- en na een jaar f. 26.weekloon.
De Heer Francis moet naar aanleiding van het gesprokene door den
Heer van Unnik toch openlijk iets zeggen; hij wijst erop, dat hij
niet uitsluitend vasthoudt aan vraag en aanbod, maar ook de toekomst
der belastingbetalers in het oog houdtwat zijn Katholiciteit be
treft, maet hij ook een kleinigheidje zeggen; de Heer van Unnik
heeft hem gedreigd, hem voor den loop van een geweer te houden en
kapot te schieten; hij vraggt of dat soms Katholiek is (de Voorzit
ter hamert). De Heer Fra^ois zegt verder nog, dat de Heer van Unnik,
altijd, gerechtvaardigd of niet, opkomt voor den minderen man, als
of anderen het niet deden; de Heer van Unnik, zegt spreker, is steeds
tegen het kapitaal.
De Heer van Unnik mefkt op, dat hij niet wist, dat hij tegen het
kapitaal was; wel heeft hij een andere opvatting van hetgeen recht
en billijk is, dan de Heer Francis; bij den Heer Franqois is die
opvatting aan den lagen kant; als het niet voor den Heer Franqois
zelf is, maar voor een ander, is het altijd goed genoeg.
De Voorzitter hamert en zegt, het jammer te vinden, indien .de goe
de verstandhouding teloor zou gaan; bovendien, zegt spreker, gaat
het hier over een ambtenaar en is het niet noodig, daan alles bij
aan te halen. De Heer Hollen wijst er op, dat thans de^benoeming
aan de orde is; het salaris behoort z.i. bij de begrooting thuis.
De Heer Vermeulen merkt op, dat op de begrooting toch reeds f. 26.
is uitgetrokken, zoodat bij handhaving van dit bedrag daarvan toch
niet afgeweken wordt. De Voorzitter vindt het jammer, dat daar des
tijds niet over gesproken is; daartegenover staat, zegt spreker, dat
hèt niet noodzakelijk is de begrootingsposten èfheel u3;t te geyen5
waar het salaris op den gulden af is geraamd, vindt hij het jammer,
dat daarop weer wordt teruggekomen. De Heer Vermeuleb wil daarom
juist ingaan op het voorstel van den Heer van Unnik, nu f. 20.--,
over een jaar f. 26.--. De Voorzitter merkt op, dat zulks dan bij de
volgende begrooting aan de orde is. De Heer van Unnik is het met den
Heer Nollen niet eens; we hebben, zegt spreker, wel degelijk het
recht hierover te spreken; hij wil uiteindelijkzich er wel bij neer
leggen, maar niet omdat men niet het recht zou hebben er over te
spreken. De Heer Korteweg had de zaak aldus gezien: het is niet de
questie van vraag en aanbod, want dat zou dan ook voor de anderen
gelden; bij de begrooting had men echter het oog op een chauffeur
technicus; thans bij de benoeming is het weer een putjesschepper
geworden; het technisch gedeelte heeft men meer losgelaten; het is
een veranderde zienswijze; alzoo is het ook veranderde salarisrege
ling gerechtvaardigd.
Na nog eenige discussie wordt tot stemming overgegaan en worden
uitgebracht op van Mourik lp, Oomens 8 en Vegers 1 stem, zoodat tot
chauffeur-werkman bij de gemeente-reiniging is benoemd C. Oomens;
Hiervan wordt het navolgende besluit opgemaakt: