voor een behoorlijke belooning is; een belooning van f. 2,50 voor
het wegbrengen van een brief, zooals de Heer Franpois bij interrup
tie opmerkt, vindt hij onbehoorlijk. De Heer Vermeulen wijst er op,
dat vroeger een klokkenist aanwezig was; toen die werd ontslagen
heeft men de werkzaamheden eenvoudig bij den bode ondergebracht; hij
acht daarom een gratificatie alleszins billijk.
De Voorzitter meent, dat, indien men dat gaat doorvoeren ook bij
anderen, men niet meer weet waar men er mee af is. De Heer Vermeulen
sluit zich toch bij den Heer van Unnik aan en verzoekt het voorstel
terug te nemen. De Heer Schiks wijst er op, dat de bode is aangewe
zen als de verantwoordelijke persoon; hij moet iederen dag naar het
station; dikwijls is aanmerking gemaakt op den tijd en dan moet hij
er op uit om te controleeren; voor wat, hoort wat, zegt spreker en
daarom is een billijke vergoeding hier op zijn plaats; de gemeente
bode is toch geen passe-partoutDe Voorzitter meent, dat het een
gezochte vergoeding zou worden. De Heer van Unnik wijst er nog
maals op, dat destijds het salaris niet is verhoogd, maar gelegen
heid gegeven is om iets bij te verdienen; dit is nu een geschikte
gelegenheid, volgens spreker.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt vervolgens zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.-
XI HET VOORSTEL TOT UlffiBREIDING VAN HET HOOFDBÏÏIZENNET DER
WATERLEIDING (art. l± der concessie-voorwaarden) .-
Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat, zooals den Raad uit
overgelegde stukken kan blijken, eenige bewoners ban de landarbei-
derswoningen te Langeweg en eenige aanwoners van den Langeweg (nabij
den overweg) aansluitèng aan de waterleiding verzoeken.
Bij algeheele aansluiting zal voor beide gevallen hert te ontvangen
bedrag voldoende zijn om ingevolge art. I4. der concessievoorwaarden
10 der aanlegkosten per jaar te dekken, waarvoor de Gemeente voor
10 jaren garant moet blijken.
Waar beide leidingen als hoofdleidingen zullen worden aangemerkt,
bestaat hiertegen met het oog op de verplichte aansluiting geen
bezwaar.
Voor wat betreft de leiding te Langeweg zal door hen alsnog de noo-
dige zeggenschap voor het leggen en houden der buizen van de Landar-
beidersvereeniging worden gevraagd in welk geval de leiding voor re-
këning der Maatschappij zal worden gelegd.
Op grond van een en ander meenen zij den Raad te moeten voorstellen,
voor beide gevallen eene aanvrage ingevolge art. J4. der concessievoor
waarden tot uitbreiding van het Hoofdbuizennet der waterleiding te
doen.
De Heer Francis is er tegen indien aansluiting verplichtend wordt
gesteld. De Heer Hendriks vreest, dat men in conflict komt met an
dere hoeken der gemeente en vraagt of de lasten niet te groot zijn.
De Voorzitter mermeent, dat deze aanleg niet achterwege mag blijven;
het is een hygiënische eisch. De Heer Vermeulen vraagt hoe het staat
met de aansluiting van den Ewoudsdam. De Voorzitter merkt op, dat
toen de verplichting tot aansluiting nog niet bestond; thans zou het
waarschijnlijk wel kunnen; laat ze met een verzoek komen, dan kan het
onder de oogen worden gezien, zegt spreker. De Heer Huitkar kan er
zich mee vereenigen, behoudens dat hij een tegenstander blijft van
verplichte aansluiting. De Heer van Eek informeert hoe het gaat met
hen, die weigeren aan te sluiten. De Voorzitter antwoordt, dat tegen
hen proces-verbaal wordt opgemaakt, tenzij de Gezondheidscommissie
van oordeel is, dat voldoende en goed drinkwater aanwezig is; hij
spreekt hierbij de hoop uit, dat de Kantonrechter medewerking zal
verleenen in het belang der volksgezondheid te dezer plaatse.
De Heer Korteweg wijst er op, dat Zevenbergen voor wat betreft het