Openbare vergadering
van de raad der gemeente Woensdrecht op 29 augustus 1996 des avonds om 20.00
uur in de raadszaal.
Aanwezig-voorzitter H.W.M. Klitsie, burgemeester.
-secretaris F.A.J. Jansen.
-de leden s Adriaansen, Ars, Forman, Huijgens, De Klerk-Tempelaars,
Jansen, De Keijzer-van Dongen, Meeuwisse,
Dragt-Keller en Ir. van der Schrier.
-wethouders Schuurbiers, Beekhuijzen en Bosman.
Afwezig met kennisgeving de leden Konings en Van Loon.
De voorzitter deelt mee dat de Afdeling Zuidwesthoek van D66 heeft verzocht om
vanavond het woord te mogen voeren. Hij stelt voor om alvorens de vergadering
te openen de Afdeling Zuidwesthoek van D66 het woord te geven. De heer Meijer
Drees, die graag zelf het woord had gevoerd, heeft vanavond raadsvergadering
in de gemeente Putte. Hij heeft de heer Lauwerijssen gemachtigd om namens hem
het woord te voeren. Als de raad hiermee accoord gaat wil hij nu het woord
geven aan de heer Lauwerijssen.
De heer Lauweriissen verzoekt er rekening mee te houden dat hij de heer Meijer
Drees in dit verhaal personifieert en spreekt als volgt:
"Geachte raad en leden van de raad, mijnheer de voorzitter,
toen ik namens D66 en mezelf een extra vergadering van uw raad aanvroeg om te
kunnen reageren op de beschuldigingen die door de fractievoorzitters van
A.W.B. en het C.D.A. aan mijn adres waren geuit, hadden wij niet de geringste
illusie dat die vergadering ons zou worden toegekend.
Toch blijven wij van mening dat het niet meer dan een daad van eenvoudige
rechtvaardigheid geweest zou zijn ons in een gelijke situatie, een openbare
raadsvergadering, weerwoord te gunnen. In het Nederlandse rechtsysteem heeft
elke beschuldigde recht op weerwoord en verdediding. Door ons dat niet te gun
nen plaatst u ons onder de positie van een wetsovertreder, want aan die is dat
recht tenminste gegarandeerd.
In onze visie spelen er twee zaken:
1. de juistheid van de beschuldigingen dat D66 en dan met name ikzelf zich
schuldig zouden hebben gemaakt aan ophitsing van de bevolking.
Indien de geachte vertegenwoordigers van A.W.B. en C.D.A. voorlichting aan
de bevolking beschouwen als ophitserij, vragen wij ons af wat het democra
tisch gehalte van deze vertegenwoordigers is. Het gaat mij nu echter niet
om de dwaasheid van die beschuldigingen;
2. Nu gaat het er om dat twee leden gebruik maakten van een raadsvergadering
en hun immuniteit iemand te beschuldigen zonder dat deze er bij was, laat
staan dat hij de gelegenheid had te reageren. Dit behoort beneden hun waar
digheid te zijn.
Mijnheer Huijgens, als ik mag aannemen dat wat in een krant stond juist is,
staat uw deur altijd open en wilt u mij in nog veel hardere bewoordingen zeg
gen wat u van mijn ophitserij vindt. Afgezien van het feit dat zo'n open deur
door de politie niet zo erg zal worden gewaardeerd, is het niet de gewoonte
van D66 om in achterkamers een debat aan te gaan. Wij kiezen daarvoor de open
baarheid.
U verwijt mij niet te kunnen luisteren. U oordeelt zonder voldoende kennis van
zaken. Ik nodig u en de heer Meeuwisse dan ook uit om op een door uzelf te
bepalen plaats en avond in het openbaar, zodat u niet beschermd bent door de
onschendbaarheid van de raadsvergadering, deze beschuldigingen te herhalen in
een eerlijke discussie. De zaalhuur mag overigens voor rekening van D66.