- 5 - Wethouder Schuurbiers antwoordt dat ook het college het niet eens is met de handelwijze van Brabants Landschap. Brabants Landschap zal een offi cieel verzoek moeten indienen om deze weg te onttrekken aan het openbaar verkeer. Het verzoek zal ter inzage moeten worden gelegd en eventuele bezwaren hiertegen zullen in behandeling moeten worden genomen. Hoewel het betreffende weggetje gedeeltelijk in het BP is opgenomen, bestaat de mogelijkheid het BP later alsnog aan te passen. De heer Beekhuiizen informeert of het bezwaarschrift op dit punt gegrond verklaard kan worden. De voorzitter antwoordt dat het voor de openbaarheid niets ter zake doet of het weggetje als zodanig al dan niet in het BP wordt aangegeven. De openbaarheid is uitsluitend gegrond op de wegenlegger. De wegenlegger geeft het aan als openbaar weggetje, dus het moet er zijn. Op het moment dat het BP conform het voorstel, dus met een stukje weg eruit, wordt vastgesteld, is het BP in overeenstemming met de werkelijkheid maar niet met de wegenlegger en moet worden gezocht naar een situatie waarbij de wegenlegger, de werkelijkheid en het BP met elkaar in overeenstemming zijn. BenW hebben uit het vooroverleg begrepen dat de raad geen overwe gend bezwaar heeft tegen het het feit dat een stukje weg er blijvend niet meer is. BenW stellen derhalve voor het BP conform het voorstel vast te stellen om vervolgens de procedure m.b.t. het aan de openbaar heid onttrekken van het weggetje op te starten. Indien hiertegen bezwaar zou worden gemaakt en het weggetje in ere zou moeten worden hersteld, is het BP niet meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Dat laatste is geen probleem omdat niet in het BP wordt gekeken of een weg al dan niet openbaar is. Het BP is op dit punt eigen lijk alleen registrerend. Thans kan de raad vaststellen of hij de situ atie m.b.t. het weggetje acceptabel vindt. Een definitief oordeel kan worden uitgesproken nadat de procedure m.b.t. de wegenlegger heeft plaatsgehad. Tot slot deelt de voorzitter mee dat Brabants Landschap een reprimande zal worden gezonden. De heer Van Strien vindt dat het betoog van de voorzitter veel weg heeft van een rebus en hij hoopt dat iedereen het heeft begrepen. De voorzitter adviseert de notulen erop na te lezen. 11. J.Th. Vermunt, Vossenweo 3 te Woensdrecht. De heer Huiiaens mist in het voorstel een opgave van het aantal meters. In de hoorcommissie is geadviseerd een bouwvlak van ca. 3/4 ha vast te stellen. Hij hoopt dat hiermee rekening is gehouden. Wethouder Schurbiers antwoordt dat het bouwoppervlak na verschuiving van het bouwvlak uitkomt op ca. 8.000 m2 ruim 3/4 ha). De heer Huiiaens deelt mee dat de AWB-fractie daar bijzonder blij mee is. 14L.P. Dinaemanse-Haae. Antwerpsestraatwea 175a te Woensdrecht. De heer Luysterburg deelt mee dat het standpunt van de CDA-fractie om de volgende redenen tegen het meerderheidsvoorstel van het college is. 1. De voorzitter van het college heeft volslagen gelijk als hij stelt dat op deze manier het hek van de dam is. Een ondernemer heeft twee dienstwoningen, verkoopt er een of twee en vindt dat een reden om een nieuwe dienstwoning aan te vragen. Als dit wordt toegestaan heeft elk bedrijf onbeperkte mogelijkheden om dienstwoningen te bouwen. 2. De situatie t.a.v. het oude BP is niet gewijzigd. De Raad van State heeft diverse malen geoordeeld dat het college van BenW van Woens drecht juist handelde m.b.t. deze materie. Deze woning stond als dienstwoning in het oude BP en hoort ook als zodanig in het nieuwe BP te worden opgenomen. 3. Het betreft hier een zaak waarin de Raad van State uitspraak heeft gedaan, afwijking waarvan natuurlijk geen schijn van kans heeft bij de Provincie, het zal in ieder geval de geloofwaardigheid van het gemeentebestuur geen goed doen.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1991 | | pagina 76