9 Tot ik tenslotte van de oogarts een recept kreeg voor glazen voor precies de afstand die nu moet worden overbrugd. Door nu de bril op te zetten kan ik niet alleen beter mijn tekst lezen, maar kom ik dus eindelijk intellectueel op het niveau waar ik altijd naar heb gehunkerd. Het werd trouwens tijd. Er zit nog een ander voordeel aan de bril. Ik had het net al over "vermommen". Immers, bijna niemand van u kent mij zo. Ik zelf ook niet. En dat tekent nou net zo mooi dit moment. U moet anders tegen mij aan gaan kijken - hetgeen voor velen er op neer komt: mij nauwelijks of niet meer zien - en ik zal anders gaan kijken naar de wereld; zogezegd: door een andere bril. Hoe de dingen lij ken hangt immers van het gezichtspunt af, en dat verandert bij mij nu. Ik ben deze vergadering ingegaan als voorzitter van de raad der gemeente Woensdrecht, ik verlaat haar - althans symbolisch - als ambteloos burger. De meesten van u zullen snel aan mijn afwezigheid wennen, en nopen dat na zoveel jaren Woens drecht eindelijk eens een goede burgemeester krijgt. Maar voor mij is het pro ces van aanpassing veel langduriger en dieper gaand. Ik ken Woensdrecht niet anders dan als burgemeester. Hoe komt het gemeentelijk gebeuren over als je een willekeurige inwoner bent? Wellicht minder goed dan ik soms denk, wellicht beter dan ik op andere momenten denk. Door het dorp lopen en niet meer denken: is hier wel bouwvergunning voor, of: wanneer beginnen ze nou 'ns met de afge sproken verbetering van deze weg, of: daar woont iemand met wie de gemeente een geschil heeft. Hoe voelt het, op de gang van zaken in de gemeenschap waar mee ik vergroeid ben, geen invloed meer te kunnen uitoefenen? Ik zou het niet weten, ik moet 't ontdekken. Ik moet ook ontdekken hoe Nederland er uit ziet als je geen stuk van de over heid meer bent. Mijn wij ze van denken is die van een bestuurder, niet alleen t.a.v. deze gemeente, maar ook t.a.v. het nationaal gebeuren. Daarmee is mijn denken gericht, geordend, maar noodzakelijkerwijs dus ook beperkt; je beleeft het anders dan een burger die geen bestuursverantwoordelijkheid heeft. De om schakeling gaat nog verder: met het ambt verdwijnt ook mijn positie in de sa menleving, een heel belangrijke bron van zelfbewustzijn, en dan dringt sich met klem de vraag op: wie ben ik? Soms kun je zeggen: de vraag stellen is haar beantwoorden. Dat is hier niet het geval. Wellicht hebben sommigen onder u die vraag met betrekking tot mij wel 'ns in minder vleiende zin beantwoord. Daar zat dan een kern van waarheid in. Ik ken mijn beperkingen. Het antwoord op de vraag: wie ben ik, moet ik opnieuw gaan zoeken, ik zal het nooit helemaal vinden. Ik zal niet alleen anders gaan kijken naar de wereld, ik ga ook meer kijken. Het verlangen me breder te oriënteren dan mogelijk is als je een volle tijds functie hebt, is hét motief geweest om van de VUT regeling gebruik te maken. Ik erva:r een mateloze nieuwsgierigheid: ik wil nog zoveel zien, bestuderen, lezen, doen. Daar komt nu tijd voor. Niet genoeg, nooit genoeg, dat beset ik, maar het hoeft ook niet af. Ook tegen tiid moet ik trouwens anders gaan aan kijken. Tot nu toe kon ik tijd alleen maar zien in functie van prioriteit. Nu krijgt tijd het perspectief van eeuwigheid, en kan beleefd trorden als dat wat voert "nader tot Hem, voor wie duizend jaren zijn als de dag van gisteren, die voorbij ging, en als een wake in de nacht". Ik ben hier geen duizend jaar lang burgemeester geweest, maar 24,5 jaar is toch ook een hele tijd, Ik ga niet opsommen wat er intussen allemaal hier is gebeurd, nog minder me daarover op de borst slaan. Wat gedaan is, geschiedde steeds in samenspel. Bij het terugzien op deze periode overweldigt mij een gevoel van dankbaarheid, juist voor die fijne samenwerking. Ik kan daarbij niet nalaten de namen te noemen van hen, die mij bij mijn werk lange tijd het meest na stonden: de secretarissen Van Kaam en (vanaf 1986) Jansen, de wethou ders Sogers, De Weert, Roomer, Lenselink, Klunder Nijland, Koulman-Leenhouts, Wils, SchuurbiersJansen-van Overveld en Beekhuijzen. Zij hebben mij het functioneren mogelijk en prettig gemaakt, ik kan hen daar niet genoeg voor danken.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1991 | | pagina 146