- 7 -
Theoretisch zou dat betekenen dat een raadslid zonder Koninklijke goedkeu
ring geen plattegrond van de gemeente, geen geschiedenisboek van de gemeente
en zelfs geen vuilniszak van de gemeente zou mogen kopen. Het zou grote
hilariteit in het Haagse geven als de gemeente Woensdrecht een koninklijke
goedkeuring van Hare Majesteit zou vragen voor de verkoop van 10 vuilniszak
ken aan de heer Wils. Dat is niet essentieel anders dan de verkoop van
humus-grond. In een commentaar wordt gesteld: de ontwerp-gemeentewet bepaalt
dat het verbod van koop van goederen zonder koninklijke goedkeuring beperkt
gaat worden in de nieuwe gemeentewet tot onroerende goederen. In de memorie
van antwoord wordt gesteld dat een dergelijke goedkeuring m.b.t. de koop van
onroerend goed ca. 150 maal per jaar voorkomt; over goedkeuring t.a.v. roe
rend goed wordt niet eens gesproken. De voorzitter leidt hier uit af dat
toestemming voor roerend goed nooit wordt gevraagd. De formulering in de
nieuwe gemeentewet is derhalve een bevestiging van de praktijk. Strikt geno
men kan koninklijke goedkeuring worden gevraagd, hetgeen echter hoogst
waarschijnlijk meer hilariteit zal wekken, dan een waardering voor de nauw
gezetheid van het gemeentebestuur. BenW heeft de mogelijkheid om de nietig
heid van een dergelijke transactie in te roepen, maar is in het onderhavige
geval hoegenaamd niet van plan hiertoe over te gaan. De zaak blijft dus
zoals het is. Noch materieel, noch juridisch gezien is er iets onoorbaars
gebeurd.
De heer Schuurbiers vindt dat de verkoop van 200 m3 humus-grond niet met de
verkoop van 10 vuilniszakken kan worden vergeleken. Dergelijke transacties
zijn ook niet in begrotingen terug te vinden en het blijft onduidelijk
waarom verkopen van roerende goederen op deze manier mogen plaatsvinden.
De heer Bosman verduidelijkt dat het er niet zo zeer om gaat of de wethouder
juridisch het gelijk al dan niet aan zijn kant heeft, maar het gaat er om
hoe je met elkaar omgaat. Na iedere raadsvergadering worden nog een aantal
zaken onderling besproken en het zou veel beter zijn overgekomen als de
wethouder bij die gelegenheid de overige raadsleden in kennis had gesteld
van de transactie. Spreker heeft nu het vermoeden dat er iets scheef zit,
hij wil nog net niet spreken over oplichterij.
De voorzitter verzoekt de heer Bosman deze insinuatie nader te verklaren.
De heer Bosman meent dat hier intern over gesproken moet zijn. Bij navraag
vertelde de ondernemer dat hij de grond van de gemeente had gekocht en aan
de heer Wils zou doorverkopen. Ook de antwoorden van de ambtenaren waren
tegenstrijdig. De ene ambtenaar zei dat de heer Wils een rekening zou krij
gen van de gemeente en de andere zei dat de heer Wils een rekening van de
ondernemer zou krijgen. Bovendien is er grond afkomstig van het perceel
Prins Hendrikstraat op gemeentegrond gestort. Spreker wil niet zeggen dat de
zaak is opgelicht, maar hij meent wel te kunnen stellen dat hier niet 100%
correct en niet elegant is gehandeld.
De heer Beekhuiizen is het niet met de heer Bosman eens, dat een raadslid
bij aankoop van roerend goed van de gemeente zijn collega's hierover zou
moeten informeren. Praktisch gezien voert het misschien te ver om voor de
aankoop van roerende goederen van de gemeente een Koninklijk besluit te
verlangen, maar alles in aanmerking genomen zou het in deze specifieke
situatie mogelijk verstandiger zijn geweest als er een BenW-besluit aan ten
grondslag had gelegen.
De heer Meeuwisse betreurt het dat de AB-fractie spreekt over "elegantie",
die het raadslid, e.g. wethouder Wils, had moeten betrachten door in het
informele gedeelte na de raadsvergadering deze aankoop te melden. Hij vraagt
zich af of AB niet dezelfde elegantie had kunnen betrachten door bij het
gemeentebestuur naar de werkelijke gang van zaken te informeren. Spreker
betreurt het te moeten stellen dat hier sprake is van een zekere schijnhei
ligheid. Hier wordt een politiek bedreven die een raads-fractie niet waardig
is