-8-
De heer Beekhuijzen acht de argumentatie in de tweede alinea van het voorstel
hypocriet. Hij informeert hoe de argumentatie van zijdelingse perceelsgrens
zich verdraagt tot het bestemmingsplan, de situatie 1974 en thans.
Wethouder Wils deelt mede dat in 1974 bebouwing tot de perceelsgrens is
toegestaan, maar toen vond bebouwing plaats 5 meter achter de
voorgevelrooilijn.
De voorzitter vult aan dat die regel op meerdere plaatsen is toegepast indien
bebouwing plaats vond op minstens 3 meter achter de voorgevelrooilijn. De
hoofdbebouwing dient uit te steken.
Wethouder Wils deelt mede dat binnen de gemeente nimmer toestemming is
verleend om in de voorgevel door te bouwen tot op de perceelsgrens.
De heer Bogers meent dat de openheid ter plaatse niet te vergelijken is met de
situatie elders in de gemeente. Hij meent dat in andere gevallen wel
ontheffing is verleend. In het voorstel lijkt het er op of het college een
vergelijk treft met nieuwbouw. Teneinde de zaak goed en verantwoord af te
handelen acht spreker het inwinnen van een gedegen stedebouwkundig advies van
belang. Spreker wijst er op dat wanneer aan weerszijden een afstand tot de
zijdelingse perceelsgrens van 3.50 meter aangehouden moet worden een totale
afstand ontstaat van 7 meter. Dit acht spreker erg veel. Spreker zegt tegen
het voorstel van het college te zijn indien geen nader advies van de
welstandscommissie gevraagd wordt.
De heer Meeuwisse meent dat er sprake is van een spraakverwarring.
De hoorcommissie heeft naar zijn mening de intentie gehad om terzake
planologisch advies in te winnen, maar is daarbij mogelijk voorbij gegaan aan
het feit dat terzake de welstandscommissie geen taak heeft. Hij betreurt het
dat het college terzake het advies niet heeft gevolgd. Hij adviseert om het
raadsvoorstel terug te nemen en alsnog planologisch advies in te winnen.
Ten aanzien van de heer Beekhuijzen merkt spreker op dat de hoorcommissie zich
niet achter de welstandscommissie heeft willen verschuilen, maar de
hoorcommissie bestaat nu eenmaal niet uit planologen en stedebouwkundigen.
De heer Beekhuijzen doet een beroep op de heer Brouwers om conform zijn
uitspraak dit ook tot uiting te brengen in het stemgedrag.
De heer Brouwers wenst eerst stedebouwkundig advies.
Mevrouw Jansen is voornemens om het beroep gegrond te verklaren aangezien zij
meent dat het geheel uit stedebouwkundig oogpunt wel fraaier zal worden.
Wethouder Wils merkt ten aanzien van de heer Bogers op dat de mogelijkheid
aanwezig is om stedebouwkundig advies in te winnen. Ten aanzien van de heer
Meeuwisse constateert spreker dat de spraakverwarring dan wel is ontstaan bij
de hoorcommissie en niet bij het college.
De voorzitter deelt mede dat het college van burgemeester en wethouders het
voorstel terugneemt en nader advies zal inwinnen bij de stedebouwkundige
8. Planprocedure openbaar onderwijs (art. 53 WBO) Stuknr. 88.51.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van
burgemeester en wethouders.
9. Wijziging crediet herstraatwerk en riolering straten in gebied Klein Bergen.
Stuknr. 88.55. 19e wijziging gemeentebegroting 1988.
De heer Meeuwisse constateert dat in het voorstel in het eerste gedeelte wordt
uitgegaan van 1 aannemer en in het 2e gedeelte van 3 aannemers. De commissie
openbare werken en ruimtelijke ordening heeft voor het geheel 3 aannemers
geadviseerd. Ook zijn fractie wenst voor het eerste gedeelte te werken met 3
aannemers, omdat niet bij alle aannemers de eenheidsprijzen gelijk zijn.
Mevrouw Rijpers sluit zich volledig aan bij de heer Meeuwisse.
De heer de Klerk kan zich volledig vinden in het voorstel van het college.
Hij is derhalve accoord dat ten aanzien van het rioleringswerk wordt uitgegaan
van 1 aannemer.