- 19 -
Op de tweede plaats hebben een aantal bedrijven naar aanleiding van de
publiciteit zelf contact met het college opgenomen. Spreker veronderstelt dat
genoemde firma ook met de gang van zaken op de hoogte was en dus zelf acquisitie
had kunnen plegen.
Het feit dat er meerdere firma's alhier niet zijn uitgenodigd, heeft twee
oorzaken: het college is in zee gegaan met een architect uit Roosendaal, die
iets goeds neer wil zetten en ervaring heeft met bepaalde aannemers. Ook uit
concurrentie-oogpunt zijn aannemers buiten de gemeente uitgenodigd, omdat het
college, behalve met de plaatselijke industrie, ook rekening dient te houden met
het budget van de gemeente.
Het tweede punt is de wijze van aanbesteding.
Alhoewel spreker niet 100% deskundig is, is hij wel goed voorgelicht door de
ambtenaren en de architect. In het voorstel staat vermeld dat de bepalingen van
de U.A.V. van toepassing zijn. Bij nader onderzoek is gebleken, dat de U.A.R. de
aanbesteding regelt. Bovendien staat daarin vermeld dat bij onderhandse
aanbesteding de aannemers bij de inschrijving aanwezig "mogen" zijn. Afgesproken
was dat de aanbesteding volgens U.A.V. voorschriften zou geschieden. Het college
was met de architect overeengekomen, dat de bouwkundige aannemers op 5 oktober
1989 om 09.00 uur de enveloppen zouden inleveren. Een van de aannemers stond op
dat tijdstip ergens met autopech en vroeg telefonisch om uitstel. Het tijdstip
is toen verlegd naar 15.00 uur. Het werk is overigens niet aan de betreffende
persoon gegund. De enveloppen van de andere aannemers zijn op 6 oktober in het
bijzijn van het hoofd openbare werken geopend.
Het lijkt de wethouder verstandig in het vervolg bij dergelijke aanbestedingen
de U.A.R. van toepassing te verklaren. Tot nu toe moet alleen de overheid deze
bepalingen opnemen, maar er komen ook een aantal voorschriften in voor, die ook
het gemeentelijk apparaat bescherming bieden.
T.a.v. de heer Forman deelt de wethouder mede, dat het college er niets voor
voelt alle offertes ter inzage te geven. Bovendien zouden ook de bedrijven hier
weinig waardering voor hebben.
80. Hoewel deze vraag aan beide wethouders is gesteld, zal wethouder Wils hem
beantwoorden. De wethouders denken aan deze zijde van de tafel niet anders
over de meerjarenplanning dan in het verleden aan de andere zijde van de
tafel. De onderhoudswerkzaamheden die vroeger op een investeringsschema
stonden, zijn naar onderhoudsfondsen getransporteerd, waarvoor wel een
meerjarenplanning geldt. Resterende zaken worden het 2e jaar als P.M. op
het investeringsschema geplaatst en van jaar tot jaar moet financieel
worden bekeken wat kan worden uitgevoerd. Wat de onderhoudsschema's betreft
is de zaak veilig gesteld voor een aantal jaren.
De heer Beekhuinzen heeft geen antwoord gekregen waarom wethouder Wils in le
instantie m.b.t. de aanbesteding heeft aangegeven dat het niet uitnodigen van
betreffende firma ten grondslag lag aan art. 26 van de gemeentewet.
Wethouder Wils antwoordt, dat hij mevrouw Jansen telefonisch heeft medegedeeld
dat het bedrijf van haar man volgens art. 2 6 niet kan worden uitgenodigd.
Intussen is er jurisprudentie gekomen waardoor die interpretatie niet meer
gehandhaafd kan worden. Dit artikel is echter niet als motief gebruikt.
De voorzitter vult aan, dat het artikel volgens de jurisprudentie zeer strict
wordt gehanteerd en dat alleen degenen die invloed hebben op de leiding van een
bedrijf en raadslid zijn, van medewerking aan een aanneming worden uitgesloten.
Mevrouw de Weert vraagt schorsing.
De voorzitter schorst de vergadering.