4
Als antwoord op de vraag van mevrouw Rijpers deelt spreker mede dat de prijs,
zoals die thans op tafel ligt reëel is. Alle kosten zijn tot in de finesses
doorberekend. Het geven van garanties in dergelijke zaken is echter nooit
mogelijk. Het zal niet eenvoudig zijn om de raad tijdens de bouw op de hoogte
te houden, omdat er naar alle waarschijnlijkheid slechts een zeer kort
tijdsbestek mee gemoeid zal zijn. Hij zegt echter toe alles in het werk te
stellen om de raad toch zoveel mogelijk op de hoogte te houden. Voor het
grootste deel zal dit via COWRO gedaan worden.
Met betrekking tot de vraag van de heer de Klerk antwoordt de wethouder dat er
gewerkt zal worden met een aantal deelcontracten. Met de architect is de
afspraak gemaakt dat de architect alles regelt en de gemeente er in principe
niets aan hoeft te doen, mede vanwege het feit dat de gemeente niet meer
beschikt over een eigen bouwkundige.
De wethouder zegt vervolgens toe de architect erop te zullen wijzen dat het de
wens van de raad is om zoveel mogelijk plaatselijke aannemers er in te
betrekken, keuze uit plaatselijke aannemers zal wellicht niet lukken;
regionaal wellicht wel.
Met betrekking tot de wens van mevrouw Jansen deelt de wethouder mede dat het
college een andere mening heeft over de lokatie-keuze
Vervolgens deelt hij mede dat wanneer de grond aan verkoopwaarde zou worden
berekend, de kosten waarschijnlijk nog lager uit zouden zijn gevallen; in
ieder geval niet hoger.
Wethouder Koulman licht toe dat de grond nooit mag worden aangemerkt als
bouwgrond dus geen waarde heeft van bijv. 120,per m2.
Bij taxatie van nabij gelegen grond bleek de verkoopwaarde zelfs lager te
liggen dan de boekwaarde
De heer Meeuwisse vindt het op zich zeer juist dat eerst plaatselijke
aannemers gezocht zullen worden; dit zal echter niet tot credietoverschrijding
mogen leiden. Vervolgens attendeert spreker erop dat de architect een soort
monopoliepositie verkrijgt. Volgens spreker gaat op die manier de architect de
dienst uitmaken, en dat mag nooit het geval zijn. De gemeente, met name het
college moet beslissen.
De heer de Klerk zegt nu uit de woorden van de wethouder te hebben begrepen
dat er één aannemer aangesteld wordt die alle deelcontracten uitwerkt. Volgens
hem is dat niet de juiste interpretatie van het voorstel. In dat geval gaat
namelijk de hoofdaannemer in zee met de onderaannemers, indien dit de
bedoeling van voorstel II is dan is spreker volstrekt tegen het voorstel.
Voorstel II zegt dat nu juist niet aldus spreker. Vervolgens vraagt hij waar
eventuele schadeclaims ingediend kunnen worden.
Wethouder Wils antwoordt dat de gemeente natuurlijk de eindverantwoordelijke
blijft. De architect moet maar met voorstellen komen, welke dan naar het
college zullen gaan. Spreker kan zich vinden in vijf aannemers uit te nodigen
bij voorstel II. Vervolgens deelt spreker mede dat de architect
verantwoordelijk zal zijn voor de coördinatie tussen de aannemers. De
hoofdaannemer zal met deze coördinatie worden belast; hiertoe zal bij deze
aannemer een functionaris worden aangewezen.
De heer de Klerk is accoord dat de gemeente op bouwkundig gebied geen
bemoeienis heeft. De aanvraag om offerte etc. echter moeten wel van de
gemeente uitgaan. Spreker acht het daarom van het grootste belang dat er goede
contacten zullen worden onderhouden.
Indien de coördinatie nlniet goed verloopt en aannemers op elkaar moeten
gaan wachten, zullen er onherroepelijk schadeclaims volgen aldus spreker.
Spreker zegt voorts ook niet gelukkig te zijn met 5 gelijkwaardige aannemers.
Volgens spreker moet er één hoofdaannemer zijn die coördinerend optreedt. Tot
coördinerend aannemer zou de aannemer moeten worden benoemd die de bouwkundige
voorzieningen treft. Hij meent dat de gemeente daar ook baat bij heeft.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Meeuwisse stelt hij dat het
inschakelen van plaatselijke aannemers juist niet tot credietoverschrijding
zal leiden daar deze nl. geen vervoerskosten etc. hebben.