Wijziging verordening regelende de samenstelling en bevoegdheden van de commissie Welzijn. Stuknr.86.102. De heer Beekhuijzen zegt dat in de commissie Welzijn uitgebreid gediscus sieerd is over de samenstelling van de commissie en dat de V.V.D.-fractie des tijds een standpunt heeft ingenomen dat afweek van dat van het college. Het toenmalige voorstel van de V.V.D. hield in dat er zes burger-commissieleden benoemd moesten worden. Dit voorstel is ingetrokken. De V.V.D.-fractie kan zich gelet op de motiveringen in het raadsvoorstel verenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders zoals dat thans aan de orde is. De heer Bogers is het niet eens met het thans aan de orde zijnde voorstel. Hij vraagt waarom de samenstelling nu plotseling gewijzigd dient te worden: heeft de vorige commissie niet goed gefunctioneerd of is het college van mening dat de commissie te groot zou worden. In het thans ter sprake zijnde voorstel kan bij stemming een meerderheid komen van raadsleden. Spreker beweert niet dat de vorige commissie altijd even goed gefunctioneerd heeft maar dit was vaak te wijten aan een te ge ringe betrokkenheid van de burgers bij het beleid. Spreker zegt dat het beter zou zijn een commissie in het leven te roepen die rechtstreeks aan de raad adviseert in plaats van aan b. en w. Hij acht een verschil van twee leden te gering om daarvoor een verordening te wijzigen. Hij stelt voor nu weer een commissie in het leven te roepen die bestaat uit burgerleden alléén. Mevrouw Rijpers zegt dat zij in de vergadering van 3 juni 1986 de consequen ties reeds uiteengezet heeft welk een commissie volgens het voorstel van b. en w. volgens haar zou hebben. Zij stelt dan ook voor een commissie van alleen burgerleden samen te stellen. Mevrouw de Weert vindt dat plaatsvervangende leden voor de burgerleden zin loos is. Een commissie bestaande uit alleen burgerleden kan volgens haar frustrerend werken. De C.D.A.-fractie steunt het voorstel van b. en w. Wethouder Koulman antwoordt op de vraag van de heer Bogers dat niet gesteld kan worden dat de commissie welzijn of te groot was of niet goed functioneer de, maar doordat de commissie te groot was functioneerde deze niet goed. Vooral in het begin was dat het geval, later werd dit beter. De commissie van 13 leden is volgens haar wel erg groot (net zo groot als de gemeenteraad zelf)Het advies dat gegeven wordt moet hanteerbaar zijn voor het college. Burgemeester en wethouders moeten het standpunt van de raads fracties kennen. In eerste instantie is reeds teruggedraaid dat de commissie rechtstreeks aan de raad moest adviseren; het is geen goede zaak dit nu weer in te voeren. In ieder geval moet de verordening aangepast worden omdat het systeem van de vervangende burgerleden niet heeft gefunctioneerd. De heer Konings licht toe dat hij vroeger voorstander was van een commissie bestaande uit alleen burgerleden, maar dat betrof een commissie die recht streeks aan de raad adviseerde. Nu de commissie geen "artikel 61" commissie meer is, maar een commissie ex artikel 62 van de gemeentewet kan hij zich verenigen met het voorstel van burgemeester en wethouders. Overigens was het op eigen verzoek van de burgerleden dat de commissie veranderde van een commissie ex artikel 61 in een commissie ex artikel 62 van de gemeentewet. Spreker is tegen burgerleden in de commissie omdat het voorstel tenslotte door de raad moet worden aangenomen; de burgerleden hoeven het niet te ver dedigen in de raad. Hij deelt mede het voorstel van burgemeester en wethou ders te steunen als een compromis. De heer Meeuwisse licht toe dat 8 jaar geleden werd begonnen met een commissie van uitsluitend burgerleden. Deze functioneerde volgens hem niet omdat er geen duidelijke richtlijnen zowel naar het college als naar de raad toe waren.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1986 | | pagina 75