'F - 2 - viel terwijl voor hem althans toen al vast stond dat dat niet het geval was. Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot het instellen van een Arob-beroep door de gemeente zijn wijgezien de voorgeschiedenis en de argumentatie van di verse adviseurs tot de conclusie gekomen dat een dergelijk beroep een goede kans van slagen heeft. Het zal u ook duidelijk zijn dat ons handelen na het 1 novem- ber-besluit er op gericht is onze inspraak en de beroeps- en bezwaarmogelijkheden van de burgers zoveel mogelijk in takt te houden zonder dat dat afbreuk doet aan onze principiële afwijzing van plaatsing van kruisvluchtwapensWij zijn er ons van bewust dat het instellen van een Arob-beroep tegen dit koninklijk besluit tot gevolg kan hebben dat de bouwactiviteiten die er nu buiten vallen, vertraagd kun nen worden en daardoor in tijdnood zouden komen. Wij zouden dus door een Arob-be- roep tegen dit "kleinere" koninklijk besluit de minister een argument aanreiken voor een koninklijk besluit voor de rest van het bestemmingsplan. Dit nu, mijnheer de voorzitter willen wij voorkomen. Wij wensen niet het kind met het badwater weg te gooien. Wij kunnen dan ook niet anders doen dan met u concluderen dat het instellen van een dergelijk Arob-beroep niet in het belang van onze gemeente is. De heer Wils merkt op dat het CDA-standpunt aangaande de plaatsing van kruis- vluchtwapens en de gevolgen daarvan genoegzaam bekend is. Hij vindt het jammer dat de raad de beslissing tot medewerking zo laat heeft genomen hetgeen zowel geld als informatie heeft gekost. Het CDA zal geen enkele medewerking verlenen aan de instelling van een AROB-be- roep Spreker vraagt of er iets bekend is over de legesgelden voor de bouwactiviteiten, welke op de vliegbasis gaan plaatsvinden. De heer Beekhuijzen stelt dat ook het standpunt van de VVD voldoende bekend is. De heer Piasmans stelde dat de eerste reactie op het KB woede en onbegrip was ove een dergelijke handeling. De minister heeft echter in augustus 1983 reeds gezegd dat, indien de raad niet mee zou werken, hij de wettelijke middelen zal gebruiken die tot zijn beschikking staan om plaatsing mogelijk te maken. Het college is zelfs door de raad onder curatele gesteld voor wat betreft overleg met Den Haag. De raad heeft pas op 6 december 1985 zijn standpunt gewijzigd. Het is nu begrij pelijk dat de rechtsgang voor belanghebbenden afgesloten is. Als men dit had wil len voorkomen, dan had twee jaar geleden reeds medewerking gegeven moeten worden. De heer Konings zegt geen behoefte te hebben te reageren op het KB alsmede het voorstel van burgemeester en wethouders. Spreker merkt op zeer ontgoocheld te zijn omtrent de ondertekening van het KB die in Bombay is geschied. De voorzitter geeft aan dat in de brief van de minister van 1 november geen enke- le suggestiewordt gewekt dat over de te volgen procedure met betrekking tot kruisvluchtwapens te praten viel. In deze brief staat: "Het kabinet heeft beslo ten tot plaatsing van kruisvluchtwapens op het zuidelijke deel van de vliegbasis Woensdrecht over te gaan. Een afschrift van de mededeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gaat hierbij. Gehoord de adviezen van de Rijksplanologische Com missie van 23 maart 1984 en 4 juli 1985 is besloten dat voor de realisering van de infrastructurele voorzieningen toepassing van de artikelen 66, tweede lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en 102, tweede lid van de Woningwet zal worden bevorderd. Zo u dat wenst kunt u binnen drie weken na verzending van deze brief over de toepassing van bovengenoemde artikelen uw mening kenbaar maken". De voorzitter antwoordt verder op de vraag inzake de legeskosten dat voor de bouw werken, welke onder het Koninklijk Besluit vallen geen legesgelden zullen worden ontvangen, voor de overige bouwwerken wel. Wethouder Bogers merkt op dat reeds in 1983 een raadsmeerderheid tegen plaatsing van kruisvluchtwapens was, hetgeen op dit moment nog steeds het geval is. Nu de regering dit paardemiddel heeft gebruikt, moet voorzichtig te werk gegaan worden opdat ook niet het gedeelte waarvoor wel bouwvergunning zal worden aangevraagd uit handen wordt genomen. Spreker merkt verder op dat we nu tegen de muur staan en we er niet meer onderuit kunnen medewerking te verlenen. Spreker vraagt zich

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1986 | | pagina 16