NIEUWJAARSTOESPRAAK 1985 Dames en heren leden van de raad, Na de beëdiging van mevrouw Parel-de Weert wil ik in deze eerste raadsvergadering in 1985 u allen persoonlijk en u als college mijn beste wensen voor het nu al lang en breed en koud aangevangen jaar aanbieden. Ik hoop van harte dat wij samen vruchtbaar werk zullen kunnen verrichten en dat eventueel verschil van inzicht noch tot besluiteloosheid noch tot slechte persoonlijke verhoudingen zal leiden. Hoewel in deze toespraak ook en voornamelijk de "gewone" gemeente lijke zaken de revue zullen passeren, zult u van mij toch ook verwachten dat ik daarin enige aandacht zal schenken aan wat er zich aan buitengewone dingen in deze gemeente af-speelt. Dit kader biedt mij de gelegenheid een toelichting te geven op het beleid, dat in brieven van buiten doch ook wel van uit deze gemeente soms voor onmenselijk wordt uitgemaakt. Ik doel speciaal op het beleid, dat er op is gericht de vestiging van een vredesaktiekamp te verhinderen. In uw vergadering van 28 juni 1984 is uitvoerig uiteengezet om welke redenen het toenmalige vredesaktiekamp is ontruimd. Herhaling van de gebeurtenissen rond zo'n "VAK" dient beslist te worden voorkomen; dit is alleen mogelijk als de stichting van een VAK wordt verhinderd. Als instru ment daarbij wordt gehanteerd het in uw vergadering van 24 april 1984 vast gestelde artikel 177 APV dat verbiedt het plaatsen van z.g. onderkomens in de open lucht en tevens zichtbaar vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats. Het is duidelijk dat, wil men inderdaad stichting van een nieuw VAK voorkomen, deze bepaling consequent dient te worden toegepast. Als zelfs maar in geringe mate overtredingen oogluikend zouden worden toegelaten, loopt de zaak gegarandeerd uit de hand, ook al omdat men hen die een VAK willen stichten geen afspraken zijn te maken omdat zij anoniem wensen te blijven en niet op normale wijze aan het maatschappelijk verkeer willen deelnemen. Handhaving van bedoelde bepaling, ter voorkoming van ernstige ongeregeld heden, brengt derhalve mee, dat zeer vaak voorwerpen, die als onderkomen of deel daarvan kunnen worden aangemerkt, worden inbeslaggenoraenZeker bij weersomstandigheden als die van de afgelopen weken kan dat onevenredig hard lijken. Daarbij komt dat velen blijken sympathie en bewondering jegens de vredesactivisten te koesteren en te vinden, dat het door dezen ten koste van grote persoonlijke inzet nagestreefde ideaal van aanzienlijk hogere orde is dan de belangen, welke door artikel 177 APV worden beschermd. Zij redeneren: de vredesactivisten willen door hun wijze van leven uiting geven aan hun over tuiging in vredesaangelegenhedendat is een vorm van demonstratie, en daar demonstratie grondwettelijk is toegelaten moet hun de gelegenheid worden gege ven om die levenswijze in praktijk te brengen, dus enige beschutting tegen de elementen dient hun te worden toegestaan. Deze redenering lijkt aannemelijk, zeker voor hen die dezelfde idealen hebben als de vredesactivisten. De overheid echter mag zich bij de toepassing van een verordening niet laten leiden door sympathie of antipathie, of door een rangorde van idealen, welke voor een ieder anders ligt. Dat zou immers regelrecht leiden naar willekeur, welke in een rechtstaat als de onze niet aan vaardbaar is. B. en w. zullen zich derhalve bij beantwoording van de vraag, of in een bepaald geval ontheffing dient te worden gegeven, niet mogen laten leiden door hun eigen sympathie of antipathie, doch een afweging moeten plegen van de belangen van hen die ontheffing wensen en van die van de gemeenschap. Het beroep op het demonstratierecht faalt, want het in art. 9 van de Grondwet opgenomen recht tot vergadering en betoging heeft, gezien de betekenis van de woorden, niet betrek king op een verschijnsel als een kampement. Het kan ook de bedoeling van de grond wetgever niet geweest zijn het mogelijk te maken dat alle wettelijke bepalingen terzijde worden geschoven eenvoudig door aan onwettig gedrag het naambordje "betoging" te hangen.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1985 | | pagina 5