In de aantekening van de gemeente-secretaris was aangegeven dat de secre taris er van uit gaat dat in het besluit van 25 juni 1985 het verdagings- besluit begrepen was en dat heeft het college van burgemeester en wethouders op 16 juli 1985 aan betrokkene gemeld. De ondertekening van de betrokken brief is van geen enkel belang. Samenvattend stelt spreker dat het verwijt aan wethouder Bogers volstrekt onterecht is. In de oorspronkelijke brief aan betrokkene waarbij werd mede gedeeld dat advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen was ge vraagd had beter vermeld kunnen worden dat zulks tegelijk een verdaging op de beslissing der aanvraag inhield. De termijn van 2 maanden is overigens een termijn van orde. De heer Schuurbiers merkt op dat wethouder Bogers ter vergadering van 12 november 1985 de gang van zaken duidelijk uiteen heeft gezet. De heer Piasmans merkt op dat de heer Beekhuijzen het vreemd vond dat wethouder Bogers ter vergadering van 12 november 1985 niet heeft mede gedeeld dat het niet zijn handschrift betrof. Deze handelwijze is begrijpe lijk omdat de heer Beekhuijzen ter vergadering met een reeks van data op tafel kwam, waardoor de onduidelijkheid vergrootte. De heer Beekhuijzen betreurt het dat de wethouder ter vergadering van 12 november 1985 niet heeft gereageerd. Spreker vindt het vreemd dat de voor zitter thans reactie geeft. De voorzitter deelt mede dat het tot zijn competentie behoort te beoordelen wie namens het college van burgemeester en wethouders het woord voert. Wethouder Bogers meent dat het niet gaat om data en getallen. Het gaat in deze om de beschuldiging dat hij opdracht zou hebben gegeven aan een ambtenaar om een besluit te anti-dateren. Hij kan er goed tegen dat getracht wordt om hem de zwarte piet toe te spelen, maar dit gaat hem te ver. Op 25 juni 1985 is door het college besloten om advies te vragen bij de Advies commissie Agrarische Bouwaanvragen, hetgeen tegelijk een verdaging inhield van de beslissing inzake de bouwaanvraag. Op verzoek van aanvrager is hem dit besluit toegezonden bij door spreker ondertekende brief. Er is nergens een aantekening te vinden waarbij de be schuldiging van de heer Beekhuijzen wordt bevestigd. De beschuldiging moet de heer Beekhuijzen waar maken. In de hele materie zat het gevaar dat sprekers fractie hem ook bepaalde facetten zou gaan verwijten, maar gelukkig is dit niet gebeurd. De politiek van de heer Beekhuijzen acht spreker niet zuiver. Hij nodigt de heer Beekhuijzen dan ook uit zich te bezinnen op de beschuldigingen De heer Beekhuijzen zegt zich reeds te hebben bezonnen. Hij heeft contact gehad met de gemeente-secretaris, maar zijn visie is hierdoor niet ge wijzigd. Het handschrift is niet van wethouder Bogers, zo is hem gebleken, maar zulks verandert aan de wezenlijke feiten niets. Gebleken is dat het handschrift van de secretaris is, maar die voert de besluiten van het college slechts uit. Wethouder Bogers constateert dat de heer Beekhuijzen overtuigd is van het feit dat de bewuste aantekening niet van zijn hand is. Hij verlangt dan ook dat de heer Beekhuijzen zijn beschuldigingen intrekt. De voorzitter verwijst naar het gestelde in de notulen van de raadsvergade- ring van 12 november 1985, pagina 11, 4e regel, met de tekst door de heer Beekhuijzen uitgesproken "op 15 juli 1985 wordt een nota gemaakt waarin wethouder Bogers opdracht geeft om een verdagingsbesluit te dateren op 25 juni 1985". Hij informeert of de heer Beekhuijzen nog steeds achter die uitspraak staat. De heer Beekhuijzen antwoordt bevestigend. De voorzitter merkt op dat de heer Beekhuijzen deze uitspraak doet tegen beter weten in. Van de door de heer Beekhuijzen uitgesproken beschuldiging klopt niets.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1985 | | pagina 141