mm Eerst moet een ontwerp van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gemaakt worden ten aanzien van de opdracht die naar gedeputeerde staten moet worden gegeven. Daarop moet het advies worden gevraagd van de Rijksplanologische commissie. Dit schrijft de wet voor. Er ligt wel een R.P.C. advies over artikel 66 maar niet over artikel 38. Hoe lang gaat zulks wel duren. Wij hoeven ons weinig illussies te maken wat voor antwoord de R.P.C. zal geven gezien de gehele wat ondoorzichtige situatie. Daarna moet er een brief komen van de minister van Volkshuisvesting aan gedeputeerde staten waarin voorschriften zijn opgenomen zoals bedoeld in artikel 38 lid 2 sub c; daarna zou er een aanwijzing moeten komen van gedeputeerde staten ex artikel 38 lid 3 en dan moet er een raadsbesluit komen met inachtneming van de ter mijnen zoals die in de wet zijn genoemd, alsmede de artikel 19 W.R.O. proce dure. Als je vandaag met deze wonderlijke procedure zou starten, denkt spreker dat je er best een paar maanden mee aan de gang bent, terwijl je dan nog niet weet waar een uiteindelijke beslissing op neer zal komen, terwijl de minister die duidelijkheid wel wenst te hebben, op een zeer korte termijn. Waarom zou men dat verder doen. Het Rijk heeft de mogelijkheid van artikel 66 W.R.O. De gemeente heeft geen reden om deze omwegen allemaal te bewandelen omdat de gemeente in feite nu al feitelijk gedwongen is. Dat was de reden toch dat op 15 november j.l. dat besluit was genomen voor de. omweg die de raad zou nemen om via V.R.O.M. gedeputeerde staten te dwingen iets te doen wat ze in feite niet willen zal de minister weinig voelen. De Minister van defensie vindt blijkbaar ook niet juist dat gedeputeerde staten wordt gedwongen hetgeen blijkt uit het advies van de R.P.C. van 1984 hetgeen dus voor de regering nog minder reden is om deze weg te volgen. Deze gang van zaken zou dus hoogst onlogisch zijn en wat betreft tijd grote problemen opleveren, zelfs als nu wordt begonnen. Zou je wachten totdat een brief van de minister binnenkomt, dat zou kunnen zijn om een nader standpunt van de raad, maar dat kan ook zijn een begeleidende brief bij het K.B., want wi hoeven niet zonder meer te verwachten dat de minister nog opnieuw een antwoord op de z.g. vraag van de raad van Woensdrecht heeft. De minister heeft een vraag aan ons gesteld en daar hebben wij een antwoord op gegeven, daar heeft helemaal geen correspondentie meer uit voort te vloeien. Voor de minister is de zaak rond. De suggestie van de gemeente is aan gedeputeerde staten voorge legd die daarop negatief hebben geantwoord, dus het overleg met de gemeente Woensdrecht kan als afgerond worden beschouwd. Als er een brief van de Minister zou komen zonder Koninklijk Besluit dan zal gevraagd worden wat de gemeente Woensdrecht wenst; deze vraag is nu aan de orde en daarop moet nu een antwoord komen, waarom zouden we langer wachten. Komt er bij de brief een Koninklijk Besluit dan blijft slechts een A.R.O.B. procedure mogelijk. Afhankelijk van het tijdstip van binnenkomst van het Koninklijk Besluit is de kans van slagen van het AROB beroep. Veel kans van slagen is er waarschijnlijk niet. Komt het Koninklijk Besluit snel, dan speelt het tijdselement minder, maar als, zoals naar verluidt, het Koninklijk Besluit afkomt nadat de goed keuringswet is vastgesteld, en dat is pas in februari 1986, speelt het tijds element een overwegende rol; dan zullen betogen bij de Raad van State over artikel 37 en 38 niets opleveren omdat de minister dan zal verdedigen dat daarvoor geen tijd meer bestaat. Het is niet waarschijnlijk dat de voorzitter van de Raad van State tegen de minister zal zeggen: je had eerst de procedure ex artikel 38 moeten proberen, want artikel 66 W.R.O. schrijft zulks niet voor. De juridisch adviseur schrijft terecht dat eerst de normale weg wordt bewandeld, maar een normale weg is door de minister in feite al ingeslagen in augustus 1983, toen gevraagd werd aan de gemeente om het bestemmingsplan te wijzigen zodanig dat een bouwvergunning zou kunnen worden verleend. Dat is echter toen categorisch door de raad afgewezen. De raad is zelfs zover gegaan dat twee jaar lang geen overleg met de regering mocht worden gevoerd.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1985 | | pagina 127