- Openbare vergadering van de raad der gemeente Woensdrecht op vrijdag 6 december 1985 des avonds om half acht in de raadzaal. Voorzitter: Mr.J.M.de Leeuw Secretaris: C.van Kaam Aanwezig de leden Schuurbiers, de Klerk, Piasmans, Wils, de Weert, Meeuwisse, Verduit, Kuijlen, Klunder Nijland, Beekhuijzen en Konings en de wethouders Bogers en Koulman-Leenhouts Afwezig geen der leden. De voorzitter opent de vergadering met gebed. Tot voorstemmer wordt door het lot aangewezen het lid Kuijlen. 1. BESPREKING INZAKE WETTELIJKE MAATREGELEN MET BETREKKING TOT PLAATSING VAN KRUISVLUCHTWAPENS Stuknr.85.133. De voorzitter zegt dat naar de mening van het college van burgemeester en wethouders de problematiek in een geheel nieuwe fase is gekomen die vraagt om een uitdrukkelijke uitspraak van de raad. Gedeputeerde staten schrijven aan de minister dat zij een afschrift van de brief aan de minister dat zij een afschrift van de brief aan de minister aan het college van de gemeente Woensdrecht hebben gezonden en derhalve weet de minister dat wij op de hoogte zijn van het standpunt van gedeputeerde staten. Het staat helemaal niet vast dat de minister nog aan de gemeenteraad van Woensdrecht zal vragen of de raad nog tot nadere conclusie komt naar aanleiding van de brief van gedeputeerde staten. Spreker meent dat naar alle waarschijnlijkheid de minis ter nu zijn eigen conclusies zal trekken. Het college van burgemeester en wethouders is van mening dat het woord nu aan de raad is wat er nu verder moet gebeuren. Wil de raad nu verder afwachten wat er gaat gebeuren of wil de raad nu gezien het standpunt van gedeputeerde staten tot een ander be sluit komen. Het college doet op dit moment geen suggesties omtrent het in te nemen standpunt door de raad, eerst willen wij de meningen van de raads leden horen. De heer Piasmans merkt op dat er in de brief van de minister aan gedeputeerde staten geen melding is gemaakt dat de raad uitdrukkelijk gesteld heeft geen gebruik te maken van artikel 39 W.R.O. hetgeen toch een essentieel punt is in het voorstel van de raad. Spreker betreurt verder de reactie van het college van gedeputeerde staten. Zowel de raad als uw college had het voor stel een betere kans gegeven dan hetgeen nu het geval is. Inzake de discussie van de toepassing van artikel 37 en 38 WRO in de vergadering van 15 novem ber j1merkt spreker op dat uit de brief van de juridisch adviseur afge leid kan worden dat hij toch weer mogelijkheden ziet voor de toepassing van artikel 38. Spreker vraagt of deze mogelijkheid door het college verder is uitgewerkt. De heer Wils heeft in eerste termijn geen behoefte tot op- en aanmerkingen. Het standpunt van de C.D.A.fractie is al jaren bekend en hij heeft daaraan momenteel niets toe te voegen. De heer Kuijlen is van mening dat de raad de plaatsing niet langer kan tegenhouden. Wij als gemeenteraad kunnen daartegen verder niets meer doen. De heer Beekhuijzen merkt op dat uit de laatste alinea van de brief van de minister aan gedeputeerde staten duidelijk blijkt dat de minister uit fatsoen nog vraagt aan gedeputeerde staten wat ze ervan vinden, maar dat zijn uiteindelijke conclusie reeds vaststaat, hetgeen ook te verwachten was gezien de opstelling van de raad de afgelopen jaren. Het standpunt van de V.V.D. fractie is overigens voldoende bekend.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1985 | | pagina 125