-2- vergadering kan hij dan niet alleen zijn eigen mening weergeven, maar ook vermelden of de fractie achter hem staat BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Een bestuursorgaan, belast met voorbereiding en uit voering van raadsbesluiten, en voorts door de wet belast met een aantal zelfstandige taken, over de uitvoering waarvan "het college" (zoals het in de wandeling wordt genoemd) aan de raad verantwoording schuldig is. Ik zou nu in het bijzonder de verhouding burgemeester en wethouders - raad onder de loep willen nemen. Door zijn samenstelling: naast de burgemeester twee raadsleden, heeft de wetgever de eenheid tot uitdrukking en tot werkelijkheid willen brengen, die tussen "college" en raad behoort te bestaan. Mede wegens de eigenheid van het functioneren als wethouder wordt in de praktijk wel eens half vergeten dat de wethouder ook lid van de raad is, de vertegenwoordiger van de raad bij uitnemendheid. Bij samen stelling van externe commissies of besturen klinkt wel eens het geluid door, dat niet een wethouder maar een vertegen woordiger van de raad daaraan behoort zitting te hebben - alsof een wethouder dat niet in optima forma was. Wil de wethouder goed als raadsvertegenwoordiger kunnen functioneren, dan zal hij veel contact moeten hebben met de raadsleden - en niet alleen met die, behorende tot de fractie waaruit hij is voortgekomen: hij behoort contact met hen allen te zoeken, en zij met hem. Alleen aldus kan de afstand, die met het verschil in functioneren tussen col lege en raad gegeven is, worden overbrugd, alleen zó kan het onontbeerlijke vertrouwen in en begrip voor elkaar worden verkregen Afstand tussen raad en college is ook het gevolg van het feit, dat raadsleden-niet-wethouder de dingen "van buiten af" ervaren, collegeleden echter de achtergrond zowel feite lijk als wettelijk beter kennen en dus door de buitenkant minder worden beroerd. Dingen die voor de "insider" geheel begrijpelijk zijn, komen de buitenstaander soms volstrekt dwaas over. Dit anders tegenover de zaken staan is nooit geheel weg te nemen - een mens kan nu eenmaal niet in de huid van een ander kruipen Grote onderlinge openheid kan echter te sterke accentuering van het verschil in beleving voorkomen Hoe ver moet die openheid gaan? Mededeling van pro blemen met of van justiciabelen met naam en toenaam? Mede deling van de wijze waarop in het college een standpunt is bepaald? Mededeling van opvattingen of gedragingen van ambtenaren? Duidelijk is: hoe meer "geheim" hoe meer afstand tussen raad en college. Maar ook: hoe meer medede lingen over wat een ander gezegd of gedaan heeft (met alle onnauwkeurigheid van dien, wantje vertelt zoals je het zelf je herinnert, dat is al nooit een objectief relaas, en hoe komt het bij de luisteraar over en wat gaat die er mee doen?) hoe moeilijker de relatie met die besproken "ander" wordt. Je kunt immers alleen maar in goed vertrouwen met elkaar blijven werken als je er van mag uitgaan dat het onderling

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1982 | | pagina 9