NIEUWJAARSTOESPRAAK 1982 Mevrouw, heren leden van de gemeenteraad Het is met een zekere schroom, dat ik de eerste raads vergadering van 1982 aanvang met de geijkte term: gelukkig Nieuwjaar. Als we immers de berichten en beschouwingen in de pers in het algemeen en de vakpers in het bijzpnder serieus nemen, lijkt voor vervulling van die wens in ons ge meentelijk verband niet zo heel veel ruimte te wezen. Maar: hoop verloren alles verloren. Voor onze gemeente ziet het er trouwens ook niet zo erg somber uit, we hoeven nog niet geheel van nieuwe investeringen af te zien en mogen dus ver trouwen op enige groei van ons voorzieningenpakket in het pas begonnen jaar. Ons democratisch stelsel zorgt voor een druk jaar:in minstens twee verkiezingen zal dat stelsel het toppunt van zijn functioneren (moeten) bereiken. Een mooie aanleiding, om eens wat persoonlijke gedachten te ventileren over het functioneren van ons gemeentelijk bestel. Het bestuur van de gemeente bestaat uit een raad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester (art. 1 gemeentewet). RAAD Aan het hoofd van de gemeente staat de raad (art. 152 Grondwet). Aan de raad behoort, met betrekking tot de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente, alle bevoegdheid die niet bij deze of enige andere wet aan de burgemeester, of aan burgemeester en wethouders is opgedra gen (art. 167 gemeentewet). De raad is dus niet alleen wetgevend orgaan, doch ook bestuursorgaan, zij het: niet het enige bestuursorgaan. In deze constructie ligt uiteraard een spanningsveld besloten hoever mag, behoort of moet de raad gaan ten aanzien van het bestuur en detail? Die vraag speelt een rol wanneer besli moet worden over het al dan niet delegeren van bepaalde be voegdheden, en waar het gaat over het vragen van verantwoor ding aan de beide andere bestuursorganen. Telkens moet een midden gevonden worden tussen teveel - waardoor de bestuurs- machine te stroef gaat lopen - en een te weinig, waardoor de verantwoordelijkheid elders zou gaan liggen dan waar de gemeentewet die gelegd heeft. De raad kan commissies instellen (art. 61 gemeentewet). Alhier zijn er drie vaste commissies van advies en bijstand aan burgemeester en wethouders. In de desbetreffende verorde ningen is vastgelegd dat daarin zoveel mogelijk één lid per fractie zitting heeft. De bedoeling daarvan is uiteraard te bereiken, dat burgemeester en wethouders uit het commis sie-advies kunnen afleiden, hoe de fracties (dus niet alleen de individuele leden der commissie) over een onderwerp denken Een commissielid dient er dus naar te streven, op de hoogte te zijn van het gevoelen van zijn fractie; in de commissie-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1982 | | pagina 8