-3-
uitgewisselde niet terecht komt bij hen, voor wie het niet
was bedoeld. Niets is zo fnuikend voor vertrouwelijk overleg
als onzekerheid over wat de ander met jouw woorden gaat doen.
De justiciabele moet veilig zijn bij het college, de ambte
naar ook. Het zou het gemeentelijk bestel ten zeerste schaden,
indien die erecode zou worden doorbroken. Daarvoor moeten
raadsleden voortdurend begrip hebben.
Informatie over zaken echter kan vrijwel nooit te ver gaan
- en gaat in de praktijk dan ook zelden ver genoeg. Als
je redelijk goed op de hoogte bent van het gemeentelijk reilen
en zeilen is het moeilijk je goed en doorlopend in te denken
in de situatie van hen die dat niet zijn, en hoe de dingen
op hen overkomen. Laten raadsleden het college dus niet te
zeer kwalijk nemen dat niet uit eigen beweging allerlei in
formatie wordt doorgegeven, maar laten zij vooral niet schro
men constant die informatie te vragen waaraan zij behoefte
hebben. Een zeer goede gelegenheid daarvoor blijkt het "napraat
je" na vergadering van raad en commissies te zijn, er wordt
dan ook veel gebruik van gemaakt. Maar ook daarbuiten kan
veel informatie nodig zijn en verkregen worden, met name
door contact met de collegeleden, de gemeentesecretaris en
de direkteur gemeentewerken. Naast de mogelijkheid, bepaalde
zaken formeel in een raadsvergadering of commissievergadering
aan de orde te stellen, is dat informele circuit onmisbaar
om echt als lid van het gemeentebestuur te kunnen functioneren.
Het persoonlijk element dat vergaderingen van een klein
college kenmerkt laat niet toe, dat die vergaderingen regel
matig door derden worden bijgewoond. De regel, dat eenmaal
per raadsperiode een raadslid een collegevergadering mag
bijwonen heeft dan ook niet ten doel een zekere openbaarheid
te realiseren, maar alleen het raadslid enige indruk te geven
van hoe het er ter vergadering toe gaat. En dat kan een goede
zaak zijn, er van uitgaande dat de vergaderden zich dan
op dezelfde wijze gedragen als wanneer er geen derden bij
aanwezig zijn.
Openbaarheid van wat in de vergadering van burgemeester
en wethouders besloten is, is op zich een goed ding. Die
moet echter wel voldoen aan enkele eisen, n.l. dat het eerst
op de hoogte gesteld wordt degene op wie het besluit speciaal
betrekking heeft (justiciabele of bestuursorgaan) en voorts
dat niet meer informatie wordt gegeven dan waaraan redelijker
wijs behoefte zal bestaan: over-informatie immers heeft het
zelfde gevolg als geen informatie, want als teveel wordt
verteld, wordt niet meer opgenomen. Ik denk dus dat op dit
punt het best is signalen over levende wensen af te wachten,
dan weet je zeker iets zinvols te doen als je daaraan gehoor
geeft
Ik vermoed overigens dat - hoe goed men ook poogt weder
zijds te informeren en geïnformeerd te worden - er steeds
een zeker verschil in benadering tussen college en raad zal
blijven bestaan, voortvloeiend uit de verschillende wijzen,
waarop men in eerste instantie met een zaak is geconfronteerd.
Bij raadsleden ligt dat begin vaak bij een wens of een poli
tiek ideaal - bij collegeLeden spelen van aanvang af meteen
feitelijke en wettelijke mogelijkheden mee: je loopt niet
zo warm voor het een of ander als je tevoren weet dat het