h* ro 3* oi ro n a x a" h« ro ro h ro: n i id i n> n n n CD ro ro o4 ty ro e ro ro H- o |-A ro •o ro n 3 ro c o* h* ro c ro ro c H x ro ro h n ro ro n ro co n 3 ro ro x ro 3 n- m ro ro x c o ro H h a h* ro ro 4 ro o* NIEUWJAARSTOESPRAAK 1981 Mevrouw, heren leden van de gemeenteraad Nu wij voor het eerst in 1981 als raadscollege bijeen zijn, is het passend met een officiële nieuwjaarswens de werkzaamheden aan te vangen. Officieel in die zin, dat wij elkaar juist in deze setting toewensen en daarmee ook be loven bij te dragen tot een goed 1981. Voor ons allen maakt de activiteit in en verband met de raad een belangrijk deel van het leven uit; als het hier goed gaat, is al een groot deel van de wens vervuld. Het valt niet zo mee optimistisch te zijn, als we de situatie van vandaag de dag overzien. Toch plegen we bij de jaarwisseling de balans op te maken en hopen daaruit wat moed voor de toekomst te kunnen putten. Afstand nemen van wat onmiddellijk voor de hand ligt is zo nu en dan goed en nodig om de plaats van bepaalde zaken in het geheel te kun nen ontdekken, zodat over- of onderwaardering wordt voor kómen. Dat de jaarwisseling daartoe aanleiding geeft, acht ik een van de redenen die de grote aandacht welke dat jaarlijks fenomeen krijgt rechtvaardigt. Er moet dus een balans worden opgemaakt, maar daar dienen we moed uit te putten. Ra ra hoe kan dat op dit moment. Ik zal nu eens niet ingaan op de vele problemen die zich aan ons persoonlijk en ons volk en de wereld opdringen noch op het vele goede dat gelukkig nog steeds ons deel is. Zelfs daarvan zou ik even afstand willen nemen, en de situa tie alleen bezien onder één aspect, dat dunkt mij kenmerkend is voor ons huidig levensgevoel: het gevoel van onzekerheid. Er is een tijd geweest - als je het zó zegt zou de argeloze toehoorder denken: dat zal dan wel heel lang geleden zijn, maar in jaren gemeten is dat nog maar heel kort - dat we met z'n allen meenden het ei van Columbus voor de maatschap pij te hebben gevonden. Wij, tenminste wij in Nederland, dachten precies te weten hoe het allemaal moest, er waren geen ernstige conflicten, de economie ging behoorlijk voor uit, ook de internationale verhoudingen verbeterden wat, de EEG kwam op gang, kortom, de toekomst leek rooskleurig. Zeer globaal was dat wel de kenschets van de zestiger jaren. In de zeventiger jaren kwam een kentering, en nu zien we eigenlijk niets meer zo goed zitten: de Oost-West tegen stellingen verscherpen, het Midden Oosten blijft een gevaar lijk kruitvat, dagelijks vernemen we over schrijnend onrecht en grote nood alom, de economische vooruitzichten zijn matig tot slecht, elke groepering vindt dat zij te veel gepakt wordt, ieder tracht erbij te krijgen wat kan voor het te laat is. En als we nu nog eens verder abstraheren, wat zien we dan? Eerst dachten we dat we ons zelf wel konden redden, we waanden ons veilig en zeker - en nu ervaren we onze onmacht, en voelen ons onzeker. Da's wel niet zo plezierig, maar het is realistisch. Elk ander gevoel namelijk komt niet overeen met de werkelijkheid, vroeger niet en nu en later niet. Een mens is nu eenmaal onmachtig, onverschillig wat zijn functie is; we zijn afhankelijk van talloze oncontro leerbare gegevenheden: mensen en dingen, we moeten maar afwachten hoe het uitpakt; weinig kunnen we het zelf i_i. 00 OJ H4 N t-i D 0> 01 u3 <-*• ft) 3 Tiff H- CD h- is. 3 X CO 0> CD fO Hi 3 3 3 C 3 ft> {0 (t> I H- 3 iQ 0 0) H CD Q. V£> (D fD CO m 3 N s~* 0> Cl H* M CU rf rr 3" H- a> rf- 3 3 3 v-i O OT> ►h 3 H H 1 Cl iO H* CO M' t-i CO w 0 3 O rt-TJ O rf Hi 3 C 0) 3 X H" PO 3 hA VO l-i rf- c W' H- p. UJ* 3 3 I-» H* 3 COvO 3 Hi 3 c ro 3 h"

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1981 | | pagina 11