Spreker meent dat de raad thans moet beslissen over de locatie*
De beslissing over een tijdelijke locatie is inherent aan een defi
nitieve voorziening»
De voorzitter antwoordt ontkennend; daartoe is de procedure ingevol
ge de wet op de Ruimtelijke Ordening nodig.
De heer Hoek wijst er op dat op 12 september 1977 de fractie van
wethouder Roomer een voorstel deed om aan de Vinkenbergsestraat zo
spoedig mogelijk tijdelijke standplaatsen in te richten. De beslis
sing over het definitieve woonwagencentrum sou later voorgelegd wor
den. Dit .voorstel zou bij aanneming eveneens de consequentie hebben
gehad dat de kosten voor de tijdelijke voorziening volledig voor
rekening van de gemeente zouden komen. Spreker wenst over de locatie
Sportlaan gedegen overleg met zijn fractie en achterban.
De voorzitter antwoordt dat het Woonwagenschap een plan opstelt voor
tijdelijke standplaatsen. Voorzover die voorzieningen dienstbaar-
zijn voor het definitieve woonwagencentrum worden die gesubsidieerd
vanwege C.R.M.
De heer Kuijlen informeert of het gevaar bestaat dat het aantal van
7 tijdelijke standplaatsen zal wordën uitgebreid»
De voorzitter antwoordt dat hierop scherp zal worden toegezien. Er
worden slechts 7 op naam gestelde ontheffingen verleend.
De heer Lenselink informeert hoe het college van gedeputeerde staten
zich heeft opgesteld met betrekking tot de toepassing van artikel 11
Woonwagenwet. Hij informeert of het door gedeputeerde Einmahl ge-
uitte dreigement reëel was. Uit hem ter hand gestelde informatie is
spreker gebleken dat gedeputeerde staten toepassing van artikel 11
zeer zorgvuldig zullen hanteren. Voorts informeert spreker of er een
provinciaal woonwagenplan is.
De voorzitter antwoordt dat er nog geen provinciaal woonwagenplan
is» alleen maar een urgentieplan» Wel is het ontwerpplan bij het
woonwagenschap in studie. Gedeputeerde staten hebben een urgentie
plan opgesteld waarin ongeveer per 1000 inwoners een standplaats be
rekend wordt» derhalve voor Woensdrecht 8 tot 10 standplaatsen»
De heer Lenselink wil met klem protesteren tegen het partij-politiefe]
streven en uitoefenen van pressie door gedeputeerde Einmahl» Spreker
verzoekt bij gedeputeerde staten schriftelijk het standpunt na te
vragen. Hij vindt de gang van zaken seer verwerpelijk.
De voorzitter antwoordt dat gedeputeerde Einmahl uitdrukkelijk heeft,
gesteld dat hij sprak namens'het" college van gedeputeerde staten»
aangezien hij vooraf het gevo.elen van het college had afgetast* On
gemotiveerd wil spreker niet twijfelen aan de uitlatingen van gedepu
teerde Einmahl* Spreker acht-het wel normaal dat portefeuille-hou
ders bespreking voeren namens het. college* öf deze actie een eenmans
zaak is geweest kan spreker wegens onvoldoende gegevens niet beoor
delen»
De heer Lenselink stelt uitdrukkelijk dat de manier van handelen zo
als gedaan door Einmahl in de toekomst moet worden voorkomen.
Wethouder Roomer deelt roede dat gedeputeerde Einmahl heeft aangebo
den om zijn standpunt aan de raad uiteen te zetten* Het college van
burgemeester en wethouders achtte dit niet nodig* Na deze discussie
meent spreker dat het aanvaarden van dit aanbod zinvolis.
De heer Konings stemt in met wethouder Roomer. Hij wenst deze ge
legenheid aan te grijpen teneinde de aantijgingen van de heer Lense
link te niet te doen*
De voorzitter is van mening dat gedeputeerde Einmahl uitsluitend
de kwestie Huijbergen wilde komen bespreken*