2-
De heer Konings heeft vernomen dat het gemeentebestuur van
Woensdrecht in overleg met gedeputeerde staten reeds een plaats
heeft bepaald voor een woonwagencentrum binnen de gemeentegren
zen Hij informeert of op korte termijn van burgemeester en
wethouders een voorstel is te verwachten inzake wijziging van
het ter plaatse vigerende bestemmingsplan®
Hij is van mening dat de raad zich terzake uit dient te spre
ken»
De voorzitter antwoordt dat zodra Woensdrecht de verplichting
tot inrichting van een woonwagencentrum wordt opgelegd, de
raad de nodige voorstellen zullen worden gedaan. Er zijn thans
geen initiatieven van burgemeester en wethouders te verwach
ten» Hij merkt voorts op dat het college van burgemeester en
wethouders geen plaats heeft bepaald. Alleen is het provinci
aal bestuur een plaats gemeld die als meest geschikt voorkomt
indien en zodra de verplichting tot inrichting van een centrum
wordt opgelegd.
Wethouder Roomer is van mening dat de raad moet praten over
een locatie van een centrum, omdat anders Woensdrecht voor
een voldongen feit zal worden gesteld» Hij voorsiet vergaande
consequenties indien niet spoedig actie ondernomen wordt®
De heer Konings wijst er op dat in een rapport van het provin
ciaal bestuur over het woonwagenwerk het bewuste perceel aan
de Putseweg reeds als woonwagencentrum staat aangegeven»
De voorzitter antwoordt dat het provinciaal bestuur geen enke
le wettelijke bevoegdheid heeft om locaties aan te wijzen»
Deze bevoegdheid behoort krachtens de Woonwagenwet bij de ge
meentebesturen. Hogelijk zijn. er binnen de gemeente nog andere
locaties te vinden, welke aanvaardbaar zijn. De. raad of raads
leden kunnen terzake suggesties doen.
Wethouder Roomer wenst nogmaals uitdrukkelijk te waarschuwen,
dat indien de raad thans niet de locatiebepaling beoordeelt,
zij later geen invloed meer daarop sal hebben»
De heer Lenselink verzoekt het college van burgemeester en
wethouders attent te zijn dat de gemeente niet voor een vol
dongen feit wordt gesteld»
De heer Kuijlen stemt in met het beleid van burgemeester en
wethouders inzake afwachten van de wettelijke beslissing.
De heer De Vos informeert naar de werking van de gemeenschap-
oelijke regeling»
De voorzitter licht toe dat als de vastgestelde regeling wordt
goedgekeurd, de raad sal moeten beslissen of zij al dan niet
in de gemeenschappelijke regeling blijft deelnemen. Als Woens
drecht aangesloten blijft, dan zal de in de gemeenschappelijke
regeling vastgestelde procedure gevolgd dienen te worden»
17. Zitting in commissies door raadsi id A.Jansen.
De~"heer Van Tilburg informeert naar de reden waarom de heer
Jansen geen zitting meer wenst in de commissies
De heer Jansen voelt zich aangetast in zijn integriteit door
de benoeming van een gedelegeerde in verband met het door de
Stichting Hoogerheide Vooruit te organiseren wielercriterium.
Hij is van mening dat door de samenstelling van het Stich
tingsbestuur (3 ambtenaren en 1 raadslid) voldoende waarborg
aanwezig is» Indien hij echter door de raad benoemd was als
gedelegeerde, had hij de benoeming niet aanvaard omdat hij
reeds als particulier sitting heeft in het Stichtingsbestuur.
De voorzitter heeft met leedwezen van de brief kennis genomen.
Hij verzoekt de heer Jansen te overwegen ore op sijm standpunt
terug te komen®