- 5 - Nadat echter de inspecteur een hoger bedrag had geadviseerd was het door de raad vastgestelde vergoedingsbedrag te laag. Be heer.Lenselink meent dat de schoolbesturen aanvankelijk meer wensten, doch zij voelden aan dat sulks niet haalbaar zou zijn. De heer Mils meeat dat set een verhoging niet moet worden gewacht tot het niet goed meer gaat. Hij is er van overtuigd dat bepaalde zaken op de scholen niet kunnen worden aangeschaft omdat onvol- doende financiële middelen aanwezig zijn® Hij steunt het voorstex. van de heren Lenselink en Hoek om het voorstel van het college van burgemeester en wethouders terug te nemen. De voorzitter merkt op dat 'in voorgaande jaren het vergoedings bedrag steeds' is vastgesteld zonder inachtneming van de school* begrotingen. Het is een moeilijks zaak om de realiteit van de begrotingen te beoordelen. Voorts meent hij dat in vergeldfiling met andere gemeenten in de se streek het in de gemeente- Moensorecht geldende bedrag niet laag is. De heer Hoek dringt nogmaals aan op uitstel tot de volgende raadsvergadering. Hij is erg benieuwd naar de begrotings-en rekeningcijfers van de scholen. De voorzitter antwoordt dat uitstel van de se zaam vertraging geeft tem aanzien van de aanbieding der gemeentebegroting 1976® Overigens betreurt hij het dat de heer Lens©link ais _lid van de commissie voor financiën en belastingen thans oen ander standpunt inneemt dan in.de commissie. Be heer Lenselink meent dat het voor een raadslid ten alle 13.3de mogelijk moet zijn om een ander standpunt in te nemsn» Dit standpunt heeft hij ingenomen aangezien hij na de commissie vergadering 'nader® in—en toelichting heeft verkregen# Be voorzitter deelt med© dat het college van burgemeester en wethouders is uitgegaan van een eensluidend advies van de commissi voor financiën enbelastingen».- lij attendeert er voorts op dat ^ae 4 scholen onder hst bestuur van- de Stichting Katholiek Onderwijs Woensdrecht een-totaal, voordelig saldo hebben van 12*000,--. De protestantse Streekschool hoeft over 19?4 een nadelig saldo van ƒ.14.000,In verband daarmede■is een beroep gedaan bij de Mi nieter 00 toepassing van artikel'CI terder Iiager-onderwijswet '920 Hij stelt er hij dat zulks niet wil zeggen dat de scholen voldoend hebben omdat in deze bedragen geen reservering is betrokken voor b*v* groot onderhoud. De heer Hoek meent dat bij dit voordelig saldo eigenlijk sprake is van ©en tekort. De voorzitter antwoordt dat de reserve van voorgaande jaren xn 1974 niet is vermeld. De gemeente kan overigens niet treden in de problematiek van verdeling der middelen onder de scholen» Het resultaat voor 1975 sal vermoedelijk aanzienlijk beter zijn vanwege de aanzienlijke stijging van het vergoedingsbedrag. Be heer Hoek meent dat het vergoedingsbedrag een geweldig bedrag betekent op de gemeentebegroting. Hij acht het verstandiger om in het vervolg eerst met de schoolbesturen te overleggen teneinde met een meer gemotiveerd voorstel bij de raad te komen. Hij heeft overigens wel begrip voor het niet vragen van een advies aan de inspecteur van het lager onderwijs» De voorzitter merkt op dat ook gedeputeerde staten geen. haast maakt met een beslissing op het heroepsschnlft» Hij acht het beter eerst deze beslissing af te wachten. Ha de beslissing van Gedepu teerde Staten kan een eventuele verhoging voor ,976 worden bezien. Het is juister era hangende het beroep geen andere uitspraak te doen dan de vorige aangehouden beleidslijn. De heer Lenselink meent dat dit in het raadsvoorstel had moeten staan. De heer de ¥os—

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1975 | | pagina 64