4. Elke verhoging betekent, thans een vermindering van de ruimte op de gemeentebegrotingDe Lager-onderwijswet gaat uit van een vaststel ling van het bedrag per gemeente. De gemeenteraad moet het bedrag naar behoefte bepalen. Aangezien in het verleden nimmer door de schoolbesturen beroep is ingesteld moet er vanuit worden gegaan dat het vergoedingsbedrag steeds toereikend is geweest. De schoolbestu ren stellen niet dat zij niet toe kunnen komenmaar dat andere ge meenten meer gevers. Hij meent dat het advies van de inspecteur het werk is van een specialist, die geen rekening houdt met het gemeen telijk budget of gemeentelijke^belang. Er zijn binnen de gemeente meerdere projecten die financieel meer aandacht zouden moeten krij gen maar dat gaat nu eenmaal niet en waarom zou het onderwijs niet zuinig moeten zijn. De heer Hoek wil geleidelijke verhoging. Het voorgestelde bedrag is aangepast aan het gestegen prijspeil doch spreker zou de schoolbe sturen in 1975 een verhoging willen geven ter compensatie van het over 1974 te laag berekende bedrag. De voorzitter stelt nogmaals dat de schoolbesturen niet met reke ningen hebben aangetoond dat zij in voorgaande jaren niet zijn toe gekomen. De heer Wils merkt op dat -de reserve-vorming voor onderhoud der scholen onmogelijk is door gebrek aars ruimte. De voorzitter antwoordt dat zulks nimmer is aangetoond. De heer Lenselink informeert hoe het college de verzoeken van de schoolbesturen heeft beoordeeld. Hij informeert voorts of een mon deling contact heeft plaatsgevonden naar aanleiding van deze ver zoeken. Hij doet de raad een voorstel om te stemmen over de vast stelling van het bedrag op ƒ.260, De heer Konings stelt als tussenoplossing ƒ.235,— voor. De voorzitter antwoordt dat de schoolbesturen nimmer beroep hebben ingesteld of althans onder overlegging der rekeningscijfers de be hoefte aan verhoging hebben aangetoond. Derhalve-werd trendmatige verhoging reëel geacht. De heer Lenselink betreurt het dat geen overleg met de schoolbestu ren heeft plaatsgevonden. De voorzitter antwoordt dat het advies van de inspecteur eerst is ingekomen, nadat de concept-gemeentebegroting was samengesteld. Overigens is het advies van de inspecteur te algemeen gesteld en zonder rekening te houden met de plaatselijke belangen* De heer Lenselink meent dat de inspecteur correct heeft geantwoord op een aan hem gericht verzoek om advies. De heer A.Jansen merkt op dat de commissie financiën en belastingen unaniem accoord. was met het voornemen van burgemeester en wethou ders en dat eventueel bot verhoging zou worden overgegaan als de schoolbesturen de behoefte aan verhoging aantoonden aan de hand van rekeningscijfers* Mevrouw Malgo-vdLaak stelt dat men niet zónder meer in eerste in stantie met het voorstel van burgemeester en wethouders is meege gaan .Wethouder Roomer is verbaasd omtrent de bemerkingen van de heer Lenselink, na het advies van de commissie financiën en belas tingen. Het advies van de inspecteur vindt hij prulwerk omdat het niet gemotiveerd is en veel te algemeen is bekeken» De heer Lenselink heeft tijdens de vergadering van de commissie me degedeeld dat er bij hem nog vraagtekens bleven met betrekking tot het voorstel van burgemeester en wethouders. De voorzitter kan roeegaan met het gesteldedoor wethouder Roomer* Als de commissie van mening verandert, zonder dat de voorzitter van die commissie op de hoogte is gesteld wordt het moeilijk wer ken. -De-

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1974 | | pagina 84