3IGJMD waa MAV DMIJJ3T5flAAa>iIHDS3a TOT J3T2HOOV
-8-
1 n ns: loj a I.'
isXsH n
.ne onl b n: IIus
bnsoDToov sb ni ems n Io
n9~i 9l on a n i id nsdaosf
1
^bntv A sbmófted f
ne.nnojf s
a 1 I d i oov
isbnelosbsM
*f dbioowdns isddisioov sG
-
nr.v r ni I V
n^is deom
n- sJ3 -n 5f gii9i$ a! Is
i nr« - j "xobsn Isdaioov rf -.j; J
n :*d3oMapnXdflDid3 ubnamojf r icf
■pibonoS-
Zonodig zal dan een voorstel volgen voor votering van een aanvullend
crediet
De heer Jansen merkt op dat het verzoek op 24 augustus 1973 is inge
diend, in oktober 1973 is het schilderwerk uitgevoerd en in december
1973 wordt het verzoek aan de raad voorgelegd. Spreker kan zich in
denken dat het schoolbestuur verwonderd was uit de pers te vernemen
dat voorgesteld wordt het verzoek niet-ontvankeliik te verklaren.
Er had toch eerder vooroverleg kunnen worden gepleegd met het school
bestuur. Voorts heeft het schoolbestuur het advies van een gemeente
lijk deskundige ingewonnen. Spreker stelt voor om de gevraagde mede
werking ex artikel 72 der Lager-onderwi jswet 1923 wel te verlenen en
daarna met het schoolbestuur in overleg te treden.
De voorzitter antwoordt dat niet-ontvankelijk verklaring weinig ele
gant is, maar het schoolbestuur is in zekere zin ook nalatig geweest
inzake het plegen van overleg. Na de niet-ontvankelijk verklaring za
toch nader overleg volgen met het schoolbestuur over de aanvaarding
van deze extra-schilderkosten
De heer Wils wil het schoolbestuur in dit geval eerst geen vermaning
geven en dan achteraf toch hét verzoek gedeeltelijk inwilligen.
De voorzitter licht toe dat door niet-ontvankelijk verklaring de ge
legenheid wordt geopend om alsnog overleg te plegen met het schoolbe
stuur.
De heer Hoek vindt deze formele afdoening wel bevredigend, alhoewel
hij de tekortkoming van de gemeente ernstiger vindt dan die van het
schoolbestuur dat geheel op basis van vrijwilligheid werkt. De oplos
sing is bevredigend, maar niet elegant. Spreker wil het voorstel van
burgemeester en wethouders wel aanvaarden, maar daaraan een motie
koppelen van de raad aan burgemeester en wethouders om nu zeer spoe
dig met het schoolbestuur in overleg te treden.
De heer Roomer wil het verzoek inwilligen en aan burgemeester en wet
houders overlaten te onderzoeken in hoeverre de kosten tot de stich-
tingskosten gerekend kunnen worden.
Wethouder Bogers bevreemde het dat nu al schilderwerk vereist was
aan dit nieuwe schoolgebouw. Er had tenminste vooroverleg moeten worden
gepleegd, alvorens het schilderwerk uit te laten voeren.
De heer de Jonge merkt op dat de gemeente-deskundige toch advies
heeft verstrekt omtrent dit schilderwerk.
De voorzitter antwoordt dat zulks niet is geschied in opdracht van
het gemeentebestuur, maar op verzoek van het schoolbestuur.
De heer Roomer merkt op dat tussen de uitvoering van het schilderwer
en het raadsvoorstel toch een ruime tijd heeft gelegen om een deugde
lijk onderzoek in te stellen.
Wethouder Bogers geeft toe dat enerzijds de gemeente heeft tekort ge
schoten, maar anderzijds heeft het schoolbestuur ook onvoldoende
vooroverleg gepleegd met het gemeentebestuur. Om deze reden is het
voorstel gekomen tot niet-ontvankelijk verklaring, waarna nader over
leg zal volgen.
De heer Hoek meent dat wethouder Bogers toch verantwoordelijk blijft
voor de trage afdoening van het verzoek van het schoolbestuur, onge
acht of hij in feite kennis droeg van het binnengekomen verzoek.
Wethouder Bogers wil deze zaak afdoen conform het voorstel van burge
meester en wethouders om daardoor de gelegenheid te krijgen voor na
der overleg met het schoolbestuur en de consequentie tot volgende ge
vallen te beoordelen.
De heer Hoek wil streven naar een tussenoplossing waarbij noch het
gemeentebestuur noch het schoolbestuur eenzijdig een verwijt incas
seren
De voorzitter merkt nogmaals op dat bij aanvaarding van het voorste]
de gelegenheid wordt geopend voor nader overleg tussen schoolbestuur
en gemeentebestuur.
De heer de Vos merkt op dat onderzocht moet worden waardoor de nood
zaak voor het schilderwerk is ontstaan.
t 3 3 6 if
!3 C* p