136 Openbare Vergadering van de Raad der gemeente Woensdrecht op vrijdag 19 september 1969 des_avonds_te_acht uur. VOORZITTER: Mr0JoM.de Leeuw, Burgemeester. SECRETARIS': C.van Kaam. AANWEZIG de Leden Minnebach, van Zundert, LuijsterburgVerswijver, Verboven, J.J.Jansen, van Tilburg, Kuijlen, A.M.Jansen en Weijts en de Wethouders Bogers en de Weert. AFWEZIG het lid de Vos: wegens ziekte. De VOORZITTER opent de vergadering met gebed. Tot VOORSTEMMER wordt door het lot aangewezen: het lid KLIJLEN. Op voorstel van de VOORZITTER wordt besloten om aan het lid de Vos een attentie te sturen in verband met zijn opname in het ziekenhuis. 1. VASTSTELLING VAN DE NOTULEN VAN DE VORIGE VERGADERING. De notulen van de vergadering van 30 juni 1969 zijn in concept aan de Raadsleden toegezonden. De heer VERSWIJVER komt terug op de bewering (blz.6) dat spreker destijds een dief van het buitenpersoneel zou zijn geweest. Spreker deelt mede dat hij Wethouder de Weert in de gelegenheid stelt om aan de officier van Justitie het feit van Verswijvers diefstal te melden onder opgave van tijd, bedrag en omstandighe den. Als die bewering waar blijkt te zijn, moet een strafvervol ging worden ingesteld en zal spreker de aan hem verleende onder scheidingen terugzenden. Spreker wijst er voorts op dat de beschul diging als dief niet juist is weergegeven in de notulen. "-Uit het feit dat hij nu reeds negen maal aanmerking op de notulen heeft moeten maken, leidt spreker af dat er toch een grote behoefte bestaat aan een bandrecorder voor ojjicuen van het raadsverslag. Spreker wijst er voorts op dat de Voorzitter in de Raad moet waken op de hand having van de rechtsorde; daarom zal de Voorzitter de beschuldiging als "dief" moeten laten onderzoeken. De VOORZITTER antwoordt dat naar zijn mening de notulen het gef- sprokene: juist weergeven; overigens heeft Wethouder de Weert het woord dief in overdrachtelijke zin gebruikt; juist omdat de heer Verswijver het woord dief letterlijk opvatte, heeft spreker aan Wethouder de Weert verzocht om het misverstand, ontstaan door ge bruik van het woord dief, uit de weg te ruimen. De heer VERSWIJVER meent dat Wethouder de Weert in zijn uitlatingen zinspeelde op een tijdvak dat zolang geleden is dat hij daarover niet kan meepraten. Wethouder de WEERT acht het genotuleerde juist. De VOORZITTER beklemtoont dat het naar zijn mening nimmer de bedoeling van Wethouder de WEERT is geweest om de heer Verswijver voor dief weg te zetten; deze toelichting van sprekers zijde gelieve de heer Verswijver als een voldoende eerherstel te zien. De heer J.J.JANSEN betreurt het dat in de Raad de heer Verswijver voor dief wordt uitgemaakt, terwijl hij vijftig jaar in het belang van vooral de lagere standen in de gemeente is opgekomen. Alhoewel de heer Verswijver een politieke figuur is, is hij steeds rechtvaar dig geweest ook al ging dat soms ten koste van zijn gezin. Overigens kan spreker zich niet herinneren dat de Voorzitter aan Wethouder de Weert heeft verzocht om de beschuldiging "dief" terug te nemen. De VOORZITTER wijst op zijn eerdere uiteenzetting inzake de over drachtelijke en letterlijke opvatting van het woord "dief". Spreker hoopt dat daardoor alle misverstand is weggenomen.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1969 | | pagina 46