11
- 9 -
te besluiten de heer Jansen als plaatsvervangend wethouder te be
noemen voor de gehele zittingsperiode.
De VOORZITTERmeent een uitspraak van de Raad in die richting thans
te moeten uitlokken.
Wethouder BOGERS meent dat geen nieuwe stemming behoeft plaats
te vinden indien het College van Burgemeester en Wethouders het
ingenomen en toegelichte standpunt handhaaft. Sommige Raadsleden
verlangen echter volgens sprekers mening een duidelijke uitspraak
van de Raad of dhr,Jansen voor onbepaalde tijd is benoemd tot
plaatsvervagend wethouder.
De heer JANSEN merkt op dat hij nergens gelezen heeft dat zijn
benoeming tot plaatsvervangend wethouder slechts zou gelden-:,
tijdens de ziekte van Wethouder de Weert, Indien echter de Raad
bezwaar heeft tegen het beleid dat door het College van Burge
meester en Wethouders inzake deze benoeming is gevoerd, dan wil
spreker zich gaarne in het belang der gemeente bij die uitspraak
neerleggen.
De VOORZITTER dankt de heer Jansen voor diens objectief standpunt.
De heer VERSWIJVER steunt het beleid van het College van Burge
meester en Wethouders 5 spreker vreest dat buiten de heer Jansen
geen andere Raadsleden zich voldoende ervaren zullen gevoelen
om als plaatsvervangend wethouder op te treden.
De heer WEIJTS stemt met de heer Verswijver in en vindt een nieuwe
stemming overbodig.
De VOORZITTER meent dat aan de Raad moet worden voorgesteld te
verklaren dat de benoeming van de heer Jansen tot plaatsvervangend
wethouder geldt voor de gehele thans lopende zittingsperiode van
de Raad, Zou de meerderheid van de Raad tegen het afgeven van deze
verklaring zijn, dan wil spreker aan de Raad verzoeken om te ver
klaren dat de benoeming van de heer Jansen op 14 februari 1967 tot
plaatsvervangend wethouder geldt voor 1967 en voor de thans lo
pende periode van ziekte van Wethouder de Weert,
De heer de VOS meent dat de kwestie niet persoonlijk opgevat moet
worden, maar dat bedacht moet worden dat in de loop van de tijd
ook andere Raadsleden voldoende ervaring hebben opgedaan om als
plaatsvervangend wethouder op te treden; daarom zou nu een kans
gegeven moeten worden aan jongere krachten? een korte vervangings—
periode zou een goede leertijd kunnen zijn voor het betrokken
Raadslid, Spreker stelt voor om eerst te stemmen of dhr,Jansen
alleen tot het einde van de huidige ziekte van wethouder de
Weert zal vervangen en dan daarna opnieuw de eventuele toekomstige
vervanging van een wethouder te beoordelen.
De heer VERSWIJVER merkt op dat een nieuwe kracht een langere
inwerkperiode nodig heeft en zo'n periode is er niet bij plotse
ling opkomende vervanging gedurende enkele weken; in die enkele
weken heeft men een ervaren wethouder nodig.
Wethouder BOGERS is na het besluit van Burgemeester en Wethouders
op 4 juni 1968 ook gaan twijfelen of de benoeming op 14 februari
1967 wel de_bedoeling heeft gehad om te gelden "voor de gehele
zittingsperiode". Bij het nemen van de beslissing van het College-
van Burgemeester en Wethouders meende spreker echter in het belang
van de gemeente te handelen.
De heer VERSWIJVER verzoekt om het vérst—strekkende voorstel van dc.
Voorzitter eerst in stemming te brengen0
De heer OTS attendeert op het bepaalde in artikel 52 van de
Gemeentewet,