180
- 2 -
De VOORZITTER antwoordt dat voorgesteld v/ordt om over het jaar
19 68 aan het Kindervacantiewerk de gevraagde subsidie te ver
lenen om daardoor het vacantieplan te kunnen laten doorgaan;
aangezien het de eerste keer is dat vacantiewerk in deze om
vang wordt georganiseerd wordt voorgesteld de gevraagde hoge
subsidie bij wijze van proef alleen over het jaar 1968 te ver
lenen.
De heer WEIJTS kan het kindervacantiewerk warm aanbevelen,te
meer ook omdat de ouders een behoorlijke bijdrage in de kosten
verlenen
De heer JANSEN informeert naar de subsidiering van de Geweste
lijke Sociale School van het NoK.V.
De VOORZITTER antwoordt dat deze school een subsidietoezegging
heeft; na ontvangst van de nominatieve leerlingenopgave zal het
subsidie betaalbaar worden gesteld.
De RAAD besluit vervolgens zonder hoofdelijke stemming beide
subsidies te verlenen conform de voorstellen van Burgemeester en
Wethouders
4, VOORSTEL TOT INTREKKING VAN DE "VERORDENING REGELENDE DE TEGE
MOETKOMING IN DE VERVOERSKOSTEN VAN LEERLINGEN DIE VOORTGEZET
DAGONDERWIJS VOLGEN".Raadsvoorstel nr.931
De VOORZITTER licht het voorstel toe.
De heer de VOS informeert op welke wijze in het vervolg een te
gemoetkoming in de vervoerskosten kan worden verkregen.
Op verzoek van de VOORZITTER antwoordt de SECRETARIS dat op
de scholen voor voortgezet onderwijs formulieren worden ver
strekt voor de aanvrage van studietoelagen; de vervoerskosten
worden ook als studiekosten aangemerkt.
De RAAD besluit zonder hoofdelijke stemming conform het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
5. BEHANDELING VAN EEN BEZWAARSCHRIFT INZAKE PLAATSELIJKE BELASTIN
GEN.
De VOORZITTER licht het gemotiveerde conceptbesluit toe.
De heer VERSWIJVER betreurt het dat de aangeslagene tijdens de
onderhandelingen over grondtransacties met de gemeente niet tij
dig is ingelicht over de heffing van deze aanlegbelastingvoorts
zag spreker gaarne dat bij de begandeling van beroepszaken voor
de belastingrechter dezelfde personen verschijnen die de aanslag
hebben opgelegd, derhalve niet hun gemachtigden
of hun opvolgers.
De VOORZITTER antwoordt dat de belasting niet door personen maar
door het College van Burgemeester en Wethouders is opgelegd, zo
dat ook dit College op de wettelijk voorgeschreven wijze bij
rechtsgedingen wordt vertegenwoordigd. De rechter onderzoekt
niet of de aangeslagene met de belastingverordening bekend was,
maar of de verordening rechtsgeldig is en het desbetreffende per
ceel er onder valt, en of het gemeentebestuur heeft gehandeld
in overeenstemming met de normen voor behoorlijk bestuur. In allo
voorgaande vergelijkbare gevallen heeft de rechter de gemeenten
volledig in het gelijk gesteld. Ten aanzien vari de bekendheid
met de belastingverordening in dit geval, deelt de Voorzitter
mede dat het Gemeentebestuur tijdens de onderhandelingen over
grondtransacties in 19 57 en 19 61 de Kinderen Soffers niet kon
inlichten over een belasting die eerst in 1965 is ingevoerd.
Overigens wordt een ieder geacht de wetten te kennen.
De heren VERSWIJVER EN JANSEN bepleiten nogmaals juiste en tijdige