24 Mfl - 5 - Spreker deelt voorts mede dat de grondruil op verzoek van van Op- dorp is geschied en dat vóór reclamant ging bouwen de Verordening regelende de Aanlegbelasting reeds in werking getreden was» De heer COREMANS merkt op dat naast het perceel van van Opdorp nog een straat moet worden aangelegd. De SECRETARIS licht toe dat dhr.van Opdorp is aangeslagen volgens de huidige terreintoestand; indien de bedoelde straat aangelegd was zou de aanslag tot een hoger bedrag moeten worden opgelegd; indien nu later de straat wordt aangelegd zal geen navordering van Aanlegbelasting plaats vinden. Wethouder JANSEN verzoekt om soepelheid te betrachten omdat het bouwperceel krachtens verordening van 2 april 196 5 met ingang van 1 januari 1965 is belastbaar gesteld; reclamant hadderhalve bij de bouw van zijn woning in 196 5 niet op deze belastingaanslag gere kend. De SECRETARIS licht toe dat de aanslag geheel conform de van kracht zijnde Verordening is opgelegd, zulks wordt ook niet bestreden door reclamant. De VOORZITTER deelt mede dat reclamant wel wist dat deze belasting aanslag zou worden opgelegd zodra het grondperceel bebouwd werd. De heer OTS merkt op dat geen eenstemmingheid bestaat in het College van Burgemeester en Wethouders; het door reclamant gevraagd onder zoek door twee neutrale deskundigen acht spreker niet nodig; de aanslag is opgelegd overeenkomstig de geldende Verordening; de recht matigheid van de belastingverordening zelf is z.i. voldoende onder zocht door de Provincie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken» De heer VERBOVEN informeert of adspirantbouwers steeds voldoende ingelicht worden over deze belastingplicht. Wethouder DE WEERT antwoordt bevestigend mits men er naar informeert. De heer VERSWIJVER merkt op dat in de aanslag ad ƒ.6120,een be drag van ƒ.720,begrepen is terzake van belastbaarstelling van een grondstrook ter breedte van 2 meter, welke van Opdorp verplicht was om aan te kopen ter afronding van zijn bouwperceel. De Gemeente heeft de grondruil rondom het bouwperceel steeds gewenst teneinde een betere verkaveling mogelijk te maken; van Opdorp heeft steeds soepel met de gemeente onderhandeld over grondtransactiesdaarom moet ook nu door de gemeente de nodige soepelheid betracht worden» De SECRETARIS stelt dat thans alleen door de Raad moet worden be oordeeld of de aanslag voor het bouwperceel van de woning van L.V. van Opdorp terecht is opgelegd. De heer VERSWIJVER merkt op dat van Opdorp beweert dat hij tijdens de onderhandelingen over grondruil totaal onwetend is gelaten, inzake de belastingplichtigheid welke zou ontstaan zodra die grond bebouwd werd. Spreker dringt aan om volledige en tijdige informatie aan adspirant bouwers Wethouder JANSEN stemt met de heer Verswijver in. De SECRETARIS antwoordt dat de invoering van deze belastingverorde ning openbaar is behandeld in de Raad en overigens op de gebruike lijke wijze is bekendgemaakt. Wethouder DE WEERT is er van overtuigd dat reclamant zeer goed in gelicht is geweest inzake deze belastingplichtigheid. Wethouder JANSEN en de heer VERSWIJVER zouden liever aan het ver zoek van reclamant om een onderzoek in te laten stellen door twee neutrale deskundigen, voldoen.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1967 | | pagina 37