De heer VERSWIJVER betreurt het dat zowel de gemeenten als de par
ticulieren hij de houw en exploitatie van woningen sterk gebonden
zijn aan overheidsregelen en dat desondanks soms toch nog. zeer ho
ge huren mogen worden berekend. Dit wordt dan verklaard uit de ge
stegen stichtingskostenmaar bedacht dient te worden dat indien
ten gevolge van het niet afkomen van financieringsbeschikkingen
voor woningbouwde bouwkosten in soms jarenlange wachttijd
steeds stijgen; hierdoor kan het gevaar ontstaan dat een aanvanke
lijk sluitende financiering voor particuliere woningbouw verloren
gaat of sluitend moet worden gehouden door berekning van hogere
huurprijzen. Voor eigenbewoners gaat het premievoordeel vaak ver
loren aan de meerprijs van de woning in verband met de zeer lange
wachttijd tussen het tijdstip van aanvrage der premie en het ont
vangen der premiebeschikking.
Door de Minister wordt weliswaar gesteld dat er niet voldoende
gelden beschikbaar zijn om alle premie-aavragen te honoreren
doch naar sprekers mening zal het voor het Rijk gemakkelijker zijn
de nodige financieringsmiddelen aan te trekken dan voor een parti
culiere bouwer welke door het uitblijven van de premiebeschikking
in financieringsmoeilijkheid dreigt te geraken in verband met tus
sentijdse stijging der bouwkosten. Voorts vrao„gt spreker zich af
waarom de particuliere woningbouw zo sterk wordt afgeremd terwijl
aan de andere kant tot zeer hoge bedragen rijksgoedkeuringen wor
den verleend voor grote bouwerken, welke toch ook veel arbeid en
materialen vergen.
De VOORZITTER deelt de"mening van de heer Verswijver niet. De
bouwnota en het bouwprogramma worden jaarlijks in de Staten Gene
raal bij de begrotingsbehandeling critisch bekeken; spreker meent
dat het daarom niet op de weg der gemeentebesturen ligt om bij de
Minister aan te dringen op wijziging van het bouwprogramma. Indien
op korte termijn meer rijksgoedkeuringen en -premies verstrekt zou
den v/orden, zou de bouwmarkt overvoerd worden en zullen de bouw
kosten sterk stijgen omdat de aannemers allen een royale werkvoor-
raad zouden hebben, zodat geen aanleiding meer gevonden wordt om
scherp concurrerend in te schrijven teneinde werk te houden. De la
gere overheidsorganen zullen moeten vertrouwen dat de centrale o-
verheid een verantwoord woningbeleid voert; deze laatste beschikt
over de juiste gegevens om tot een redelijk verantwoorde verdeling
van de bouwcapaciteit te kómen.Overigens merkt spreker op dat
vergunningen voor woningen boven de f, 35.000,-slechts sporadisch
worden verleend door het Ministerie.
De heer VERSWIJVER pleit voor grotere autonomie der gemeenten om
dat de Gemeentebesturen juist rechtstreeks met de particuliere be
langhebbenden te maken hebben en zich te verantwoorden hebben, ter
wijl zij thans bijna geen invloed hebben op de gang van zaken en
slechts uitvoering kunnen geven aan overheidsmaatregelen.
De heer ROOMER meent dat het vrijlaten der grondprijzen een voor
name oorzaak is van de hogere exploitatiehuurprijzen van woningen.
De VOORZITTER meent dat de grondprijzen niet onevenredig zijn ge
stegen ten opzichte van de bouwkosten.
De heer VERSWIJVER meent dat het voor de Minister nuttig zou_zijn
indien gecontroleerd werd of het departementaal apparaat efficient
werkt en of soms de verschillende afdelingen elkaar niet tegen
werken, althans elkaar afremmen.
De RAAD besluit vervolgens zonder hoofdelijke stemming om de be-^
grotingen voor het dienstjaar 1965 voor het woning- en grondbedrijf
vast te stellen.