r 7-2-1961 6 5 - 5 - Bij het verlenen van de bouwvergunning voor het woonhuis is reeds ont heffing verleend aan J.B.Cloots van de bepaling, dat het achtererf van een woning een diepte van ten minste 7 meter behoort te hebben. Door J.B.Cloots is daarna een bouwvergunning gevraagd voor de bouw van een vrijstaande bergplaats in de bouwstrook welke voor woningbouw is be stemd. Hiervoor k^nv/oVuwvergunning of ontheffing worden verleend. In dien de Raad zou besluiten om toch de gevraagde vergunning voor de bouw van de bergplaats te verlenen, zal spreker zich genoodzaakt zien om met toepassing van artikel 76 der gemeentewet dat besluit ter vernietiging aan de Kroon voor te dragen. Indien de Raad besluit om het beroep onge grond te verklaren zal de heer Cloots eveneens herziening van dit raads besluit kunnen aanvragen bij de Kroon. De heer ROOMER acht het verstandig om nu weer (evenals bij het verlenen van de bouwvergunning voor het woonhuis) soepel te zijn en zo mogelijk vergunning te verlenen voor de bouw van een bergplaats bij deze woning. De VOORZITTER antwoordt, dat de heer Cloots achter de woning onvoldoen de grond heeft om een bergplaats te bouwen en naast de woning geen vrij staande bergplaats mag bouwen ingevolge het uitbreidingsplan. De heer DE WEERT informeert waarom de heer Cloots niet uitgebreid is voorgelicht dat hij later geen bergplaats bij deze woning zou mogen bouwen De VOORZITTER antwoordt, dat aan de hand van het ingezonden bouwplan voor de woning van de heer Cloots uitvoerig is ingelicht omtrent te verwachten moeilijkheden o.a. de civielrechtelijke bezwaren; deze laatste zijn ondervangen door het bouwen van een blinde achtergevel. De heer ROOMER informeert of het niet mogelijk is om de heer Cloots vergunning te verlenen voor het aanbouwen van een bergplaats aan de bestaande woning. De VOORZITTER antwoordt, dat hiervóór ontheffing kan worden verleend mits de woning blijft voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening ten aanzien van belichting en ventilatie en voorts gelet wordt op de civielrechtelijke kant van de zaak ten aanzien van het zg. burenrecht. Wethouder VERSWIJVER ziet in de suggestie van de heer Roomer een op- lossing voor deze kwestie. De VOORZITTER stelt voor om het beroepschrift van J.B.Cloots ongegrond te verklaren en 'de heer Cloots te adviseren inzake de mogelijkheid tot het aanbouwen van een bergplaats. De Raad besluit vervolgens zonder hoofdelijke stemming conform het voor stel van Burgemeester en Wethouders. 16,, VOORSTEL TOT HET TOEKENNEN VAN EEN GRATIFICATIE AAN DE DIRECTEUR VAN GEMEENTEWERKEN (53e WIJZIGING GEMEENTE-BEGROTING i960). De VOORZITTER verwijst naar het besprokene in de besloten vergadering van 29 december i960 en naar het raadsvoorstel. De heer DAVERVELDT informeert naar de motieven voor deze gratificatie verlening. De VOORZITTER leest daarop een gedeelte van het raadsvoorstel voor. De Raad besluit vervolgens zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 17. VOORSTEL TOT HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES (3e en Ae WIJZIGING GEMEENTE BEGROTING I96D. De Raad besluit zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot subsidieverlening aan de R.K.v.v.Nieuw- Borgvliet en de Stichting Breda 1961.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1961 | | pagina 5