24-3-1961
7 i
De heer ROOMER heeft bezwaar tegen de onderhandse aanbesteding van
de verbouw. Hij verzoekt om in het vervolg een openbare aanbeste
ding te houden.
De VOORZITTER antwoordt, dat voor dergelijke kleine werken een
openbare aanbesteding een meerprijs wegens opzetgelden met zich
mee zal brengen. De weg van de onderhandse gunning is gekozen we
gens: a. mindere kosten, b. betrouwbare aannemer, die het voor die
prijs wilde proberen, en c. deze aannemer had op dat ogenblik geen
werk.
De heer ROOMER betoogt, dat het gaat om een huis van de gemeen
schap en derhalve dienen de belanghebbenden uit die gemeenschap
allemaal een kans te krijgen om een dergelijk werk uit te voeren.
Door de onderhandse toewij zing zijn er velen uitgesloten, is er
geen concurrentie mogelijk en van die velen waren er ook verschil
lende zonder werk. Spreker dringt aan om in het vervolg uitsluiting
te vermijden.
De VOORZITTER antwoordt, dat uitsluiting voor een dergelijk werk
niet doorslaggevend mag zijn. Het voor een dergelijk werk aan te
leggen criterium moet zijn; goed werk binnen de vooropgezette
grenskosten. Voorts geeft de Voorzitter toe, dat er verschil van
mening mogelijk is omtrent de praktische kant. De Voorzitter voegt
hieraan nog toe, dat niet altijd dezelfde aannemer genomen wordt.
De heer DE WEERT steunt de heer Roomer.
Wethouder VERSWIJVER betoogt, dat alles bij toerbeurt gaat, zoals:
levering brandstoffen, onderhoud gemeentehuis etc. Binnen de ge
meente krijgt in een periode van jaren iedere belanghebbende de
gelegenheid een werk van of een levering aan de gemeente uit te
voeren. Hierop bestaat echter één uitzondering, namelijk de Neder
landse Heide Maatschappij bij de uitvoering van grondwerken e.d.
Hiertoe hebben echter andere consequenties geleid, die wel bekend
zullen zijn.
De heer DE DOOIJ vraagt een verduidelijking van de wijze, waarop
de opzetgelden in de prijs worden begrepen en hoe zulks door de
aannemers wordt vastgesteld, in het bijzonder bij de aanbesteding
van de bouw van woningwetwoningen.
De VOORZITTER geeft de gevraagde uiteenzetting, waarbij de spreker
vooral wijst op de "loze" aannemers. Bij de aanbesteding van woning
wetwoningen wordt van de aannemers een verklaring verlangd, dat in
de aanneemsom geen opzetgelden zijn begrepen. Eenieder begrijpt,
dat zulk een verklaring strijdt met de werkelijke gang van zaken.
De heer DE DOOIJ meent, dat door gemeentewerken opgemaakte begro
tingen in het algemeen nogal aan de ruime kant zijn. Spreker vraagt
wat goedkoper is: openbare aanbesteding met opzetgeld of onderhandse
toewijzing.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks van de aard van het werk afhangt.
Bij het onderhavige werk was bovendien nog sloopwerk, hetgeen voor
een aannemer erg riskant en moeilijk te ramen is, vooral wegens
verborgen gebrejsen. In een dergelijk geval acht de Voorzitter de
prijs door onderling overleg goedkoper. Voorts wijst spreker er op,
dat voor de bouw van woningwetwoningen de begrotingen toch niet
aan de ruime kant zijn.
De heer DE DOOIJ antwoordt, dat de prijs van woningwetwoningen niet
door de gemeente maar door het Rijk wordt vastgesteld, vooral daar
de gunning aan de curve-prijs is gebonden.
De heer DAVERVELDT acht openbare aanbesteding billijker, daar dan
iedereen gelijke rechten heeft.
-1