4 9 U* 11-11-1960 - 2 - h. Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant G nr. 66.470 d.d. 2 november 1960 tot goedkeuring van het besluit van 5 augustus 1960 tot verpachting van de boerderij Dorpsstraat 56 aan G. Palinckx. De heer DE WEERT informeert of er ten gevolge van deze verpachting geen moeilijkheden kunnen ontstaan bij eventuele noodzakelijke ont ruiming van deze boerderij door de pachter. De VOORZITTER antwoordt, dat de pachtovereenkomst is aangegaan voor een tijdvak van drie jaar. Er wordt niet verwacht, dat deze gronden eerder nodig zullen zijn; eerst moet de op deze grond betrekking hebbende herziening van het uitbreidingsplan nog goedgekeurd worden, daarna wordt aangevangen met de verwerving van de gronden welke hierbij betrokken zijn. Mogelijk zal het daarbij tot een onteigenings procedure komen met betrekking tot de gronden behorende bij de boer derij van Adr.Theuns. i. Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant G nr. ?1.140 d.d. 26 oktober i960 tot goedkeuring van het besluit van 7 oktober i960 tot aankoop van grond van Alph.J. Fijnen. j. Bericht van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 10 november i960 dat bij Koninklijk Besluit van 31 oktober i960 nr.9 goedkeuring is verleend aan het raadsbesluit van 12 augustus i960 tot vaststelling van de Verordening regelende de baatbelasting I bijdrage in de kosten van aansluiting van super-onrendabele gebieden der waterlei ding. De Raad besluit zonder hoofdelijke stemming deze mededelingen voor ken nisgeving te aanvaarden. k. Ingekomen opgaven in zake de financiële positie van verenigingen en instellingen aan welke een subsidie uit de gemeentekas wordt ver leend. De heer DE WEERT acht het beter om de subsidies slechts van jaar tot jaar te verlenen en dan nog slechts voor zover daarom wordt gevraagd onder overlegging van voldoende financiële bescheiden. Wethouder VERSWIJVER meent, dat bij de subsidieverlening niet alleen" gelet moet worden op het nadelig saldo dat de exploitatie van een vereniging toont. Zou dit teveel gewicht in de schaal leggen, dan zal daardoor de activiteit van de verenigingen om zelf eigen inkomsten te verwerven zeer verzwakken, immers wordt dan spoedig geredeneerd: hoe groter nadelig saldo des te meer subsidie kan worden verwacht. De VOORZITTER antwoordt, dat de gemeentelijke subsidie ook werkelijk subsidiair, d.i, aanvullend, moet zijn. De verenigingen zullen dus zelf eerst moeten trachten om de nodige financieringsmiddelen te vervïerven, De subsidiëring moet voorts stimulerend werken, daarom behoort bij grotere activiteit der vereniging de gemeente naar ver houding te subsidie'renVoorts moet het subsidiebedrag in redelijke verhouding staan tot de eigen middelen van Ne vereniging en het doel dat de vereniging nastreeft. De overlegging van financiële overzich ten dient naar sppekers mening slechts ter controle van het aange vraagde subsidiebedrag en dient mede bindend te zijn voor het al of niet uitbetalen van de subsidie. Wethouder VERSWIJVER betreurt het dat juist bij 'de subsidie-aanvrage van^de E.H.B.O.-afdeling opmerkingen zijn geplaatst in zake het sub sidiebeleid. Deze afdeling is werkzaam ten algemene nutte en tracht zelf zoveel mogelijk inkomsten te verwerven. De^heer ROOMER attendeert er op, dat zijn opmerkingen in zake subsi diëring in de vergadering van 16 september i960 in het algemeen is gemaakt en niet bedoeld is voor een bepaalde vereniging. De heer BOGERS zegt dat men er voor moet waken, dat niet op het sub sidie wordt beknibbeld indien een vereniging zelf nog behoorlijke inkomsten verwerft door grotere activiteit.

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1960 | | pagina 57