20 20 f PR B 195 GEMEENTE WOENSDEECHT Nieuwjaarsrede 1959 Heren, leden van de Raad, Aan het eind van de Nieuwjaarsrede 1958 heb ik gezegd: "Het is, dunkt mij, prematuur thans in deze Raad voorspellingen te doen over "de rol, die Woensdrecht in de ontwikkeling opgedragen krijgt. Want ik meen, "dat wij dit moeten zien als een opdracht. Maar ik huiver voor de gedachte "wat zich zou kunnen voordoen als deze gemeente en onze streek min of meer "onvoorbereid door die opdracht zouden worden overvallen." Mijne Heren, deze opdracht is intussen in heldere taal geformuleerd in de studie van het Provinciaal Bestuur: "De functie van Noord-Brabant in het nieuwe westen". Ook deze studie is gebaseerd op de gedachte, dat een plaats, een streek, een provincie in een gegeven situatie een opdracht heeft te vervullen, waaraan zij zich niet kan onttrekken zonder grote schade aan zichzelf of aan een groter geheel. Uw Raad staat gelukkig tegenover deze gedachte niet vreemd, laat staan afwijzend. Gezamenlijk bezochten wij de door de Provinciale Planologische Dienst ingerichte tentoonstelling "Tal en last". Wij hebben ons daar reeds vertrouwd kunnen maken met de grote gedachten, die ook ten grondslag liggen aan het provinciale West-Brabant-plan. Het zal U bekend zijn, dat in dit West-Brabant-plan een zeer belang rijke rol is toebedacht aan de Wester-Schelde en derhalve aan het territoir van de gemeenten Rilland-Bath, Woensdrecht en Ossendrecht. In samenhang daar mede is een prognose gemaakt van de mogelijkheden, die met name Bergen op Zoom biedt voor groot-stedelijke ontwikkeling. Ik zal mij ervan onthouden te treden in een herhaling van al datgene, wat is uiteengezet in genoemde provinciale studie, en mij er toe beperken in hoofdpunten aan te geven voor welke aanzienlijke problemen de gemeente ten gevolge van dit plan komt te staan. 1Daar zijn in de eerste plaats de bestuurlijke en commerciële aspecten van het plan voor havens en industrie-terreinen in engere zin. U sta mij toe, dat ik te dien aanzien verwijs naar de pagina's 5^> 55 en 56 van het West-Bra bant-plan, waar,het Provinciaal Bestuur het volgende opmerkt a* bestuurlijk aspect. "In het verleden konden de gemeenten worden beschouwd als betrekkelijk zelf genoegzame huishoudingen. In onze tijd echter is o.a. door de toenemende in- "dustrialisatiede interdependentie van de gemeenten veel groter geworden.: "De onderlinge belangen geraken zo nauw met elkaar verweven, dat afzonderlij- "ke gemeenten in bepaalde omstandigheden duidelijk een sociaal-economische "eenheid gaan vormen. Dit heeft weer tot gevolg dat de zelfstandige oplossing "van stedebouwkundige en andere vraagstukken vaak ongewenste, althans onvoor ziene gevolgen in de andere gemeenten teweeg kan brengen, tot schade van "het geheel. "In het Kreekrakgebied zal in de toekomst stellig een dergelijke gewestelij ke eenheid ontstaan, waardoor op zijn minst een hechte samenwerking van de "verschillende gemeentebesturen noodzakelijk zal zijn. In de praktijk hebben "wij in dergelijke situaties gemeenschappelijke regelingen zien ontstaan in: "de vorm van industrieschappen, recreatieschappen e.d. Het is echter zeer de "vraag of in het onderhavige geval dergelijke deel-oplossingen voldoende "zullen zijn en of niet bepaalde bestuursregelingen geschapen moeten worden, "welke gericht zijn op de behartiging der belangen van de conglomeratie als "totaliteit - "In -

Raadsnotulen

Woensdrecht: 1922-1996 | 1959 | | pagina 1